Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/371

Deze pagina is proefgelezen

zijn uit te vinden, als zij gevestigd is, dan terwijl zij vlucht.”

»Gij doet met mij wat gij wilt; maar ik zeg u, ik zal ziek worden van ongeduld.”

»Dan zal ik u oppassen.”

»En ik zal sterven!”

»Bedenk mij dan in uw testament,”

»Neen, in ernst, ik zweer u, dat gij op geen uur goede luim van mij kunt rekenen, totdat ik in mijn reiswagen zit.”

»Reken gij dan tot zóó lang op mijne lijdzaamheid,” sprak de Duitscher, terwijl hij zijn afscheid nam.

Glenhouse had zich zelven zeer goed beoordeeld, toen hij Schilfern een knorrigen patiënt aanzeide: hij had inderdaad onverdragelijke luimen; doch de Dokter had zich met een onverzettelijk geduld gewapend, en ondanks bitsheden en kwade luim, bleef hij nog altijd het verlangen van zijnen zieke martelen door zijn onverklaarbaar uitstellen der reis. Eindelijk op zekeren dag kwam hij .met een opgehelderd gelaat bij Glenhouse, die hem van ergernis den rug toewendde, toen hij binnenkwam. — »Zwijg maar, Dokter! ik weet vooruit reeds, wat gij zeggen zult. Gij hebt zeker weêr een nieuwen vond om mij te ergeren. Gisteren had de Gravin D. een zenuwtoeval; vandaag zal de Graaf, haar echtgenoot, wel eene beroerte hebben.”

»Integendeel, Mylord! zij zijn beiden volmaakt wel. En ik kom u voorstellen, om overmorgen op reis te gaan.”

»Zoo! bij den Hemel! dat is goed; want ik was reeds met Groves overeengekomen, om…”

»Noch niet, om zonder mijweg te sluipen?”

»Neen! want de statige Master Groves zou er zich niet toe hebben laten overhalen. Ik geloof, dat gij mijne bedienden tegen mij hebt omgekocht! maar mijn kamerdienaar zou vooruitgaan naar Napels, om berichten in te winnen.”

»Dat is dan nu onnoodig. Maar ik moet u iets vragen: gevoelt gij u niet beter?”

De Engelschman zweeg.

»Ontken het niet!” vervolgde de Dokter, zijne hand nemende; »ij wordt sterker, naarmate gij spijtiger wordt, En gij zult mij weldra kunnen missen.”