Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/372

Deze pagina is proefgelezen

»Missen, Schilfern? Bij God! wie spreekt er van u te willen missen?” riep de Lord, met tranen in het oog zich aan zijne borst werpende. »Hoe zal ik voortaan kunnen leven zonder u? Maar het is waar, ik was ruw, wrevelig, ondankbaar; ik heb u beleedigd: wilt gij vergeven?”

»Dat kan ik niet; want om te kunnen vergeven, moet men boos zijn geweest. Tot een teeken, dat gij verzoend zijt, komt gij morgen bij mij eten. Mijn huis heeft een liefelijk uitzicht op de rivier, en ik zal u in gezelschap brengen met iemand, in wien gij belang zult stellen, Beloof mij, dat gij komt.”

»Dat is afgesproken!”