Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/374

Deze pagina is proefgelezen

gij wèl doen u af te zonderen in het kabinet hier naast aan; wij laten de voordeur open: de dunne gazen gordijnen hinderen u niets in het gehoor: en er is eene sofa, waar gij middelerwijl siësta kunt houden. Gij zult dan den man beter leeren kennen, dan door eene beschrijving. Maar voor alles bid ik u, niet te voorschijn te komen, noch u in iets te mengen, wat er ook voorvalle. Uwe hand daarop!”

»Dokter! gij doet mij lachen met uw kluchtigen ernst; dáár zal dan wel iets gewichtigs voorvallen tusschen dien vriend en u?”

»Gij zult dat zelf kunnen beoordeelen, Mylord! maar nu verwijder u.”

Schilfern had nog niet uitgesproken, toen zijn bediende binnentrad, om te zeggen, dat de Heer dáár was.

»Laat Mijnheer terstond binnen,” beval de geneesheer, terwijl hij snel op de tafel het een en ander schikte, alsof slechts één persoon het middagmaal had gehouden.

De man, die toen binnentrad, was iemand van eene kleine gestalte, in kleeding en houding een volmaakt fatsoenlijk man, en van een niet geheel onaangenaam voorkomen. Hij moest ruim vijftig jaar zijn, en hij ware zeker grijs geweest, zoo eene zeer modieuse pruik hem het eigen haar niet had vergoed. Sterk sprekende trekken, kleine, levendige zwarte oogen, die nooit in rust waren, een spitse, eenigszins gebogen neus, een ingevallen mond met fijne lippen, en eene scherpe vooruitstekende kin, zouden hem, op zich zelven, reeds hebben verouderd, zonder de vijandelijke aanslagen van den tijd, waartegen hij zich echter door kunst zooveel mogelijk had verdedigd: het was iemand, die er vroeger goed moest hebben uitgezien, en die alle aanspraken nog niet had opgegeven.

»Mijnheer Schilfern! geneesheer van Sir Edward Jefferies, zoo ik meen!” begon hij, na eene hoffelijke buiging.

»Juist, Mijnheer, ik had de eer u te schrijven; Mijnheer Rigotier, niet waar?”

»Zoo is het, Mijnheer de Dokter!”

»Ik ben recht verheugd, dat gij nog tot de reis besloten zijt.”

»Moest ik niet? Sir Edward was nog meer mijn vriend dan