Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/377

Deze pagina is proefgelezen

stelsels, om mij zijn oudsten zoon toe te vertrouwen. De echtgenooten moesten dus twisten en gescheiden worden. Bij mijne aankomst op de Villa echter was alles nog dwepende liefde: dat leefde als jonge tortelduiven; dat was te moeilijk, om den vinger te zetten entre l’arbre et l’éorce.

»Jefferies’ reis naar Napels gaf mij eene goede kans. Ik vergiftigde Horatia’s hart door wantrouwen, en toen de akker goed was voorbereid, liet ik doodeenvoudig de brieven slingeren, die Sir Edward mij even vóór en ná zijn huwelijk geschreven had. Als gij Glenhouse kent, weet gij zijne zonderlinge denkwijze over de vrouwen en het huwelijk, zijn volstrekt ongeloof aan alles, zijn wantrouwen aan elk menschenhart; deze brieven waren er de getrouwe afdruk van. Ze waren geschreven in de hitte der eerste teleurstelling over Horatia’s eigenbatige eischen. Ik behoef u niet te zeggen, wat ze bevatten, hoe zij beoordeeld werd, hoe wreedaardig kwetsend zij moesten zijn voor eene dwepende ziel als de hare, die nog niet ééne hersenschim had opgegeven; ik wist het, dat moest doorvlijmen, dat moest snijden, dat moest dooden, en zoo is het ook gebeurd. Zij hebben elke liefde in haar gedood, en dien vlammenden hartstocht gebluscht. Ik zag er weldra de uitkomst van; van dien oogenblik af had zij besloten, eenen gemaal te ontvluchten, die haar het huwelijk had toegeworpen als eene aalmoes. Met schijnbaren schrik over mijne onachtzaamheid, beschuldigde ik mij, dat deze brieven in hare handen waren geraakt. Zij dankte den Hemel voor deze inlichting, en wilde meer weten. Na lange aarzeling gaf ik eindelijk toe. Ik verhaalde haar alles. Ik liet haar haren Edward kennen, zooals ik hem kende. Ik spaarde haar het verhaal der weddenschap niet, die aanleiding had gegeven tot hare kennismaking. Ik vraag, of na dit alles eene vrouw, als zij, een man als dezen verafschuwen moest. Ook haatte zij hem met al de sterkte van hare vorige liefde. Haar kind zoude nooit een vader kennen als Jefferies. Ik deelde zoo geheel in haar vertrouwen, dat ze met mij de toebereidselen tot haar vertrek wilde regelen. Zeker, dat die echtgenooten elkander nooit weder zouden ontmoeten, wilde ik nu ééne kans wagen voor mijnen hartstocht. Het was vermetel, dwaas! ik beken het; maar gij hadt haar ook moeten