Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/379

Deze pagina is proefgelezen

»Gij handelt wijzer met vooruit toe te geven.”

»Maar schriftelijk… men zou er misbruik van kunnen maken.”

»Vrees daarvoor niet. De partijen bedekken de zaak liever met een sluier. Gij wisselt uwe bekentenis uit tegen eene lijfrente van vijftienhonderd pond. Gij begrijpt Lady Jefferies heeft dit noodig voor hare verzoening.”

»Maar die verzoening zelve was onnoodig.”

»Anderen gelooven het tegendeel. Zal ik u papier en inkt geven?”

»Maar de bekentenis…”

»Maar de vijftienhonderd pond…”

»Gij hebt gelijk. En nu ik er toch eenmaal in ben geloopen … In ’s Hemels naam dan: waar hebt gij eene pen? ik weet er, die voor vijftienhonderd pond nog iets anders zouden teekenen. Maar waarborg mij een veiligen aftocht.” Bij deze laatste woorden zag hij op, en bevond zich alleen, terwijl zich eene levendige woordenwisseling verhief in het kabinet achter hem, waar wij Lord Glenhouse verborgen weten.

Ieder gevoelt het beter, dan wij het beschrijven kunnen, welk een uur deze onderwijl had doorgeleefd, Hoe zich zijne gewaarwordingen hadden afgewisseld, als de baren eener hevig bewogene zee. Hoe die doffe, lauwe onverschilligheid voor eenen storm van hartstochten plaats maakte. Hoe groot een strijd het hem kostte, om zijn woord te houden aan Schilfern, om rustig te blijven, en den booswicht niet door zijne verschijning te verpletteren; hij behield toch die macht op zich zelven. Hij gevoelde, hoe noodig het was tot de geheele ontwikkeling van het schandelijke weefsel; maar ook toen hem niets meer te weten overbleef, wilde hij zich niet langer geweld aandoen. Reeds schoof zijne hand het gordijn terug, toen Schilfern, die niet opgehouden had zijne bewegingen gade te slaan, door den gazen nevel henen, zich ijlings naar hem toewendde, om eene al te hevige uitbarsting te voorkomen.

Toorn tegen den misdadiger was zeker, nevens de dankbaarheid aan den welberaden ontdekker der misdaad, de gewaarwording, welke op dit oogenblik het luidst sprak; ook ontvielen hem beurtelings woorden van dank en van afschuw; ook drukte hij zijn schranderen geneesheer met innigheid de handen; terwijl hij hem tegelijk trachtte weg te schuiven, om den verwoester van zijn