Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/381

Deze pagina is proefgelezen

X.
Het einde.



Wij hebben den Graaf Oloferno Mancini te overijld verlaten, om niet met een paar woorden te zeggen, hoe hij zich heeft getroost, nadat het eerste paroxisme van hartstocht voorbij was. Hij begreep toen, dat zijn roman met Horatia nooit een meer schitterend einde had kunnen nemen, en hij zag zich liever zijne trofée door een rechthebbende uit de handen gerukt, dan die in zijn bezit te houden, totdat de wereld haar zag verbleeken. Hij had de kieschheid, om een diep stilzwijgen te bewaren over de geschiedenis der Markiezin en over de reden van haar vertrek, en dát wierp eene romaneske tint over zijn leven, die hem zoozeer in de mode bracht, dat zijner ijdelheid niets meer te wenschen overbleef. De wond van zijn hart? Zijne liefde was een prachtig vuurwerk gelijk. Zij was ontstoken, zij had geschitterd, en zij had opgehouden te zijn!

Op eenen weelderigen Octobermorgen rolde de reiséquipage van Mylord Glenhouse uit Turin weg, in de richting van Milaan. Er was daar binnen veel veranderd. Lord Edward was niet meer alleen met eenen kamerdienaar. Schilfern, zijn tweevoudige geneesheer, zat naast hem. Lord Glenhouse was ook niet meer de matte, lustelooze grijsaard, met den dood op de lippen en in het hart, met koude menschenhaat in de borst en somberen twijfel in het hoofd. Een flauw blosje van herstelling kleurde zijn gelaat, welks bleekheid niet meer die van loodkleur was. Zijne oogen schitterden van vroolijken levenslust, en er lag vertrouwen en hoop op zijn kalmer voorhoofd. Hij was met zijnen geneesheer in een levendig gesprek, toen zij voortreden langs eenen weg, waar zich rijke wijngaarden met perken van prachtige