Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/406

Deze pagina is proefgelezen

»Mijn ambtgenoot was een weinig te rasch, en toch sprak hij uit, wat eenmaal moet gezegd worden. Het Hof van Brussel is ontevreden op hen, die den Infant Fernando het naastbij om. ringen, over den invloed, dien zij op Zijne Genade oefenen, en dien zij misbruiken, om aan zijn geest en karakter eene richting te geven, die alleen kan dienen, om hem weg te slepen tot beschouwingen en daden, die nog meer verderfelijk zouden zijn voor den Prins zelven, dan gevaarlijk voor de rust van het Koninkrijk.”

»Uwe Doorluchtigheid! dit mistrouwen…” viel de Secretaris in.

»Vraag het uw eigen geweten af, of het gewettigd is. Ik wil niet spreken van de wijze, waarop gij den jongen Prins inneemt tegen personen, die meer zijne ware vrienden zijn, dan het u vergund is te weten. Dit oogenblik zelf gaf er bewijs van… maar gedenk, wat er in de laatste dagen is voorgevallen; gij verbleekt, dat is, omdat gij u herinnert, wat gij overeengekomen zijt, in dat laatste samenzijn met den Hertog van Infantado, waarbij gij Don Fernando eene rol hebt laten spelen, waarvan hij nog al het gewicht niet begrijpt, en waarvan de verantwoording op u komt; — gij siddert, dat is, omdat gij indenkt, met welke voornemens gij uw jongen meester hebt overgehaald, om een onderhoud te vragen met zijne moeder; herstel u, mijnheer! ik zal niet verder gaan, want het is niet meer de tijd van verwijtingen, maar van vergelding; de Koning, onze Meester, heeft beslist, dat er een eind zou zijn aan dit alles; Senôr Orlando, de Gouverneur van Zijne Genade, en gij, mijnheer! zijt van nu aan ontslagen uit den dienst van den Prins.

Een oogenblik stond Cecco, of hij door eene plotselinge bedwelming overvallen was; daarna zag hij op Ferdinand, die strak naar den grond staarde, als begreep hij niet recht, de oude man verkropte een traan, die opwelde in zijn brandend oog, en hief het oog trotsch omhoog, terwijl hij antwoordde:

»Ik neem mijn ontslag niet aan, dan van haar die mij mijn ambt gaf, Koningin Johanna, of van mijn meester zelven, die gekomen is tot de jaren van onderscheid.

»Druk niet te veel op dit laatste, als gij uw kweekeling