Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/413

Deze pagina is proefgelezen

»Senôr Cecco! en de Regent wendde zich tot dezen, »zooeven gaven wij u verlof om te gaan; nu bevelen wij het u. Gij hebt de keus van twee wegen, — de eene leidt buiten de poort van Madrid; hij doet u, nevens onzen goeden wil, uw gewoon jaargeld behouden; — de andere zal de Capitan onzer lijfwacht u moeten aanwijzen: hij leidt naar den toren van Uzeda!”

De Secretaris begreep zoo wel het gevaarlijke eener aarzeling, dat hij alleen antwoordde met een gloeienden blik van haat, en zwijgend zijn jongen meester met zenuwachtige haast de hand kuste, wier krampachtig omklemmen hij met kracht afweerde, en daarop schielijk voortging, na eene ootmoedige buiging voor den Kardinaal Adriaan, en zonder den Regent eene groete te schenken. Doch deze had het niet opgemerkt; hij zag naar Ferdinand, die als in duizeling een paar schreden voortwankelde, en toen bewusteloos zou zijn neêrgestort, zoo hij hem niet had ondersteund.

»Een tooneel als dit had ik voorzien, sprak Ximenès, den Utrechtschen Heer met bitterheid aanziende: »ik dank het uwer Eminentie, die wij hopen, dat er nu lang genoeg getuige van geweest is, om voldaan te zijn. Dit woord was tegelijk eene bestraffing wegens het onkiesche wantrouwen van Adriaan, die gebleven was, ondanks het verzoek van den Infant, om met den Regent alleen te zijn, terwijl de voegzaamheid den laatste verbood een ambtgenoot weg te zenden. De Bisschop van Tortosa had nu begrepen; hij verwijderde zich, en eerst toen sprak Ximenès tot den jongen Prins, die langzaam tot bewustzijn kwam: »Herstel u, zoon van Arragon! gij zijt samen met uw trouwsten vriend; schep moed, en vergeet wat achter u ligt. Nu ben ik uw eenige raadsman; luister naar mij. Niet altijd zult gij gebukt liggen in vernedering en in onmacht; een schoon verschiet van roem en werkzaamheid gaat zich voor u openen; uw vorstelijke zucht naar macht en eere zal bevredigd worden, maar het zal zijn door eervolle middelen, langs den openen koninklijken weg van plicht en recht! Luister, wellieve zoon! de Koning komt spoedig; het kan zijn, dat de Vloot, die hem overvoert, reeds de Vlaamsche havens verlaten heeft; — het is nu de tijd, om u zijne gunst te winnen en zijne oprechte broederlijke genegenheid; onderwerp u gewillig en zonder zoo