Pagina:Boutens, Vergeten liedjes (1910).pdf/16

Deze pagina is proefgelezen


Toen vlood ons aller moede lach
De trillende oogleên van den dag
Binnen dat huis van schel geklag.

Daar hielden venstren dichtomhangen
De moêgewaakte nacht gevangen
Bij valsch klavier en heesche zangen.

Boven der gasten ijlen ring,
Een tuil verwelkte rozen, hing
De luchter van de zoldering.

In wolk van rook verheven stond
Een schim en zong uit bloeden mond,
In 't vaal gelaat een open wond.

Als een die smart met wanhoop sust,
Wier onrust niet meer hoopt op rust,
Zong ze, onder liefdes naam, van lust.