Deze pagina is proefgelezen
Aan het hooge hemelruim,
En der zeeëen lichtend schuim,
En de spiegling van de maan
Op de rimplen waterbaan,
En die alle samenbind
Met den fluistergeurgen wind,
En u denk totdat uw beeld
Vlekkeloos en onverheeld
Met mij beidt en roerloos waakt
En mijn uren eeuwig maakt,
Tot de vochte donkerheden
Langs de witte hemeltreden
Als een dauwen wâ vergleden...
En de nacht is al voorbij —
Zijt gij dan het meest van mij?
En der zeeëen lichtend schuim,
En de spiegling van de maan
Op de rimplen waterbaan,
En die alle samenbind
Met den fluistergeurgen wind,
En u denk totdat uw beeld
Vlekkeloos en onverheeld
Met mij beidt en roerloos waakt
En mijn uren eeuwig maakt,
Tot de vochte donkerheden
Langs de witte hemeltreden
Als een dauwen wâ vergleden...
En de nacht is al voorbij —
Zijt gij dan het meest van mij?