Deze pagina is proefgelezen
KIND DER AARDE
Nu kom ik elken nacht, Moeder, slapen bij u thuis:
Geen afstand in den avond scheidt mij van uw liefdelichte huis.
Geen afstand in den avond scheidt mij van uw liefdelichte huis.
Voorgoed uit al Gods sterren ken ik de eigen moeder mijn:
Daar is niets in de wijde heemlen als uw oogenschijn.
Daar is niets in de wijde heemlen als uw oogenschijn.
Hoe vindt de schaamte mijner oogen, Moeder, u onveranderd schoon;
Hoe bleeft gij trouw en goed, Moeder, voor den ontrouwen zoon!
Hoe bleeft gij trouw en goed, Moeder, voor den ontrouwen zoon!