Van de ingekomen verslagen der Afdeelingen wordt in het kort het volgende overgenomen.
Afdeeling Amsterdam. Deze Afdeeling telde, op 1 Januari 1898, 5 honoraire-, 74 ge- wone, 8 buitengewone en 18 afdeelingsleden, totaal 105, tegen 107 in het vorige jaar.
Haar Bestuur bleef samengesteld uit de heeren:
C. B. Posthumus Meijjes, Voorzitter.
Ed. Cuypers,
J. N. Landré.
A. C. Bleijs,
D. A. N. Margadant.
F. W. M. Poggenbeek.
B. J. Ouëndag.
Vice-Voorzitter.
Penningmeester.
Secretaris.
Dat is alzoo het zelfde Bestuur van 1897, dat tengevolge van het in werking treden van een nieuw reglement der Atdeeling meende te moeten aftreden; doch de Voorzitter en zijn mede- Bestuursleden werden herkozen.
Uit de rekening en verantwoording over 1897 blijkt, dat er een niet onbelangrijk saldo in kas is gebleven. Het aantal vergaderingen bedroeg 8: in korte trekken wordt in het verslag herinnerd aan de zeer belangrijke voordrachten en kustbeschouwingen in die bijeenkomsten gehouden. Het Bestuur klaagt echter over te geringe opkomst. hoopt op verbetering wat deze betreft in 1898, en brengt aan allen die hem in het vorige jaar gesteund hebben een woord van dank. Op 30 October 1897 werd door vele leden der Afdeeling een bezoek aan Haarlem gebracht. Allereerst gold dit de Cathedrale kerk van St. Bavo, volgens de plannen van den heer Jos. Th. J. Cuypers in aanbouw. Daarna werd het nieuwe Rijks- archief in de voormalige Vleeschhal bezocht, en ten slotte de oude St. Bavokerk. - In de vergadering van 10 December 1897 werd besloten een prijsvraag voor 1898 uit te schrijven, hetgeen inmiddels is geschied; zij heeft tot onderwerp een station van een locaal- spoorweg voor een groote stad. Afdeeling Arnhem.
Deze vereeniging telt 12 leden, tevens gewoon lid der Maat- schappij. 3, tevens kunstlievend lid der Maatschappij. 13 afdee- lingsleden en 2 aspirant leden, in het geheel dus 30 leden, waar- onder de eereleden de heeren J. C. Stoeller en J. H. Persijn. In het laatste campagne-jaar werden 7 vergaderingen gehouden, waarop belangrijke voordrachten werden ten beste gegeven, of kunstbeschouwingen aangeboden. Niettegenstaande dit, klaagt het verslag over een minder goede opkomst der leden dan in het vorige jaar. Wegens te geringe deelname kon een voorgenomen zomer- excursie naar Middelburg en Veere niet doorgaan, welk negatief resultaat het Bestuur in 't vervolg hoopt te voorkomen. Meer succes had een excursie naar Westervoort, waar de leden op uitnoodiging van den heer Crollaer de werken aan de nieuwe spoorwegbrug bezichtigden. Een elftal leden nam aan dezen tocht deel. Eveneens vereenigden zich vele leden op uitnoodiging van den heer Freem tot bezichtiging van de nieuwe Luthersche kerk. De Afdeeling nam in het vorige genootschapsjaar het initiatief tot het uitschrijven van een prijsvraag voor de versiering van een stadsdeel bij de op handen zijnde inhuldigingsfeesten. Deze prijs- vraag werd door de zich sedert gevormd hebbende commissie voor de feestviering overgenomen, in overleg met de Afdeeling. Twee van de Bestuursleden der Afdeeling werden benoemd in de Jury voor de in te wachten antwoorden, terwijl tevens een der Bestuursleden in de Commissie zitting nam. Het resultaat der prijsvraag is nog niet bekend.
In het Bestuur kwam geen verandering wat de personen betreft; daarin had echter een verwisseling van functies plaats, zoodat het thans is samengesteld als volgt, uit de heeren:
V. G. A. Bosch, A. R. Freem, W. G. Lensink, O. A. Korevaar. J. Persijn. Voorzitter.
Onder-Voorzitter. Penningmeester. Bibliothecaris.
Secretaris. De stand der geldmiddelen mag bevredigend worden genoemd; er is een batig saldo overgebleven. Afdeeling Delft.
Deze Afdeeling doet haar eerste verslag verschijnen, in keurig netten vorm. Het Bestuur herinnert in de eerste plaats aan de 163 geboorte der Afdeeling, op 24 September 1896. 's avonds te tien ure. in Stads Doelen. tijdens de opgewekte stemming aan een gemeenschappelijken maaltijd na de algemeene vergadering der Maatschappij.
De moeder was verheugd over die voorspoedige geboorte van haar jongste; vooral omdat een ouder Delftsch kind haar langen tijd geleden ontvallen was. Alle teekenen waren er voor, dat deze nieuwe telg krachtig zou opgroeien, en zich flink zou bewegen. En al moge de Afdeeling nu niet zoo dikwijls vergaderd hebben, zij heeft alreeds een initiatief genomen dat getuigt hoe ernstig zij het leven opneemt, en hoe nuttig zij wil werken. In de Bestuursvergadering van 23 November 1897 kwan name- lijk een brief in van den heer A. Le Comte, behelzende het voor- stel: dat de Afdeeling besluite, al die gevels en die details, van vroeger eeuwen in Delft overgebleven, vooreerst nauwkeurig op te teekenen en daarna namens de Afdeeling aan de eigenaren der panden, de uit een kunst-historisch oogpunt belangrijkheid dier gevels of enkelvoudige details onder het oog te brengen, met het dringend verzoek: I". deze gevels en details te bewaren en voor ondergang te behoeden;
2. bij noodzakelijke verbouwing of verwijdering van belangrijke fragmenten, de Afdeeling tijdig daarvan in kennis te stellen om in dat geval kosteloos van haar advies in dezen gebruik te kun- nen maken. - De afdeeling hoopt daarmede zooveel mogelijk het buitengewoon interessante karakter dat Delft bezit, ongeschonden te bewaren. Dit voorstel gaf aan de Afdeeling een geheel nieuwe beteekenis. Lang zoo zegt het verslag hadden wij in 't begin van ons vergaderen overwogen of niet een andere vereeniging, los van de Maatschappij. meer voor Delft speciaal, van grootere beteekenis kon zijn en krachtiger invloed uit kon oefenen dan eene afdeeling der Maatschappij dit vermocht te doen, het idée Le Comte maakte aan al dien twijfel een einde, loste al die aarzelingen op. Voor Delft kan dit denkbeeld een groote beteekenis hebben. Nu nog beperkt tot die veste, waar getracht wordt invloed uit te oefenen in den zin van het voorstel, zal het denkbeeld ook zijn weg vinden naar andere afdeelingen en steden. - Zelfs de werkzaamheid der Afdeeling alleen in genoemden zin, verzekert haar reeds een nuttigen werkkring. De financiëele toestand wordt in het verslag niet overdreven maar toch voldoende genoemd; en daarop volgt: het geld komt wel; doch wij behoeven iets anders, wij behoeven een kern van flinke leden. die behalve hunne contributiën ook een hart voor onze zaak medebrengen, mannen, die mede willen werken om allerlei bezwaren, massa's bezwaren, die steeds gereed liggen, op te ruimen; mannen om den Jan-Salie-geest van,,wat kan 't mij schelen". of ik heb daar toch geen verstand van", te helpen uitdooven, een geest die zoo doodend en verlammend werkt op de ontwikkeling van elke kunstuiting. - Met een opwekkend woord tot de leden eindigt dit zeer belang. rijke verslag, zoo kort maar toch zoo interessant. Het Bestuur der Afdeeling bestaat uit de heeren:
M. A. C. Hartman, Voorzitter.
A. Labouchère,
J. L. Schouten,
A. F. Gips.
J. H. W. Leliman,
Afdeeling 's-Gravenhage.
Vice-Voorzitter. Secretaris. Penningmeester. 2e Secretaris.
Door deze Afdeeling wordt jaarlijks. en ook nu weder, een uitgebreid verslag in 't licht gegeven, voor een groot deel bestaande uit de verslagen der gehouden vergaderingen, in het afgeloopen jaar zeven in getal. die gemiddeld door een 22-tal leden werden bijgewoond. Steeds werd na de voordracht op elke dezer bijeenkomsten een zeer belangrijke kunstbeschouwing gegeven.
Het verslag herinnert in den aanhef daarvan nog eens aan de gebeurtenissen, in het vorige verslag vermeld, die het bestaan der Afdeeling ernstig hebben bedreigd. Het Bestuur spreekt daarbij den wensch uit, dat het steeds meer en meer moge blijken, dat haar voortbestaan een geluk te noemen is. Zal zij reden van be- staan behouden, dan moest er zijn: belangstelling, die echter niet mogelijk is, zonder dat er iets is waarin belang gesteld kan wor- den. Daarom moet er gewerkt worden: door allen.
Maar er is meer. zegt het verslag. Voor een jaar sprak het Bestuur het vertrouwen uit, dat nu, door de gewijzigde wet der Maatschappij, aan de hoofdgrieven zou zijn tegemoet gekomen en daardoor de verloren krachten weder zouden terugkeeren en versnippering van het bouwkundig leven in de Residentie zou