Pagina:Bouwkundig Weekblad vol 018 no 021.djvu/6

Deze pagina is niet proefgelezen

164

vermeden worden. Nu zou men kunnen vragen of naast de hoofdgrieven ook de kleinere grieven, wier bestaan met het noemen der eersten zoo van zelf moest spreken, werden opgeheven? Het Bestuur kan hierop zeer moeielijk antwoorden en ieder geve liever zelf zijn bescheid daarop. Wel kan worden medegedeeld, dat, hoewel eenige afwisseling plaats had, het ledental hetzelfde bleef. De belangstelling is wel toegenomen, maar de versnippering is nog in vollen en vrijen gang. Waardoor dit ooit eens zal ophouden, valt voor het oogenblik niet te bepalen.

Het Bestuur is samengesteld als volgt, uit de heeren:

D. E. C. Knuttel,

Joh. Mutters Jr..

E. F. Ehnle.

J. Brouwer,

H. J. Mondt,

A. Stigter,

J. P. J. Lorrie,

Voorzitter.

Onder-Voorzitter.

Ie Secretaris.

2e "

Bibliothecaris-Archivaris.

Penningmeester.

Commissaris.

Op 1 Januari 1898 telde de Afdeeling 111 leden, waarvan 33 die tevens lid der Maatschappij zijn, en 10 aspirant-leden; de overige zijn Afdeelingsleden. Eere-lid der Afdeeling is de heer G. E. V. L. van Zuylen.

De financiën staan gunstig; immers de rekening en verantwoor- ding over 1897 toont een overschot aan van bijna f 300, terwijl bij de begrooting voor 1898 op een vermoedelijk batig saldo wordt gerekend.

In April 1897 werd een prijsvraag uitgeschreven voor:,,Het ontwerp voor de verlaging en de vernieuwing van de Wagen- brug te 's-Gravenhage," Er kwamen 6 antwoorden in, waarvan bekroond werden die van de heeren: N. J. van Tienen; Th. J. Timmer, en J. M. L. Lotz en W. C. Kuiper. In November 1897 werd als prijsvraag uitgeschreven: "Het ontwerp van een Gedenkteeken op het Regentesse-plein te 's-Gra- venhage", op verzoek van de Commissie tot stichting van een gedenkteeken ter eere van H. M. de Koningin-Regentes en ter herinnering aan H. M.'s Regentschap van 1890-1898. Geen der 15 antwoorden echter, die vóór 15 Februari moesten inkomen, kon bekroond worden.

Het verslag eindigt met een woord van dank van het Bestuur voor den werkelijk meermalen ondervonden steun. Afdeeling Groningen. Op 1 Januari 1898 telde de Afdeeling 4 leden, tevens gewoon lid der Maatschappij, 15 tevens kunstlievend lid daarvan, en 1 eerelid; bovendien bezit zij een donateur. Op 1 Januari 1897 was het ledental 15, zoodat vooruitgang te bespeuren is. In het Bestuur kwam geen verandering, dit is samengesteld uit de heeren:

H. Raammaker, Voorzitter.

A. Eisses,

Ie Secretaris.

W. Jacobs. 2e " C. H. Steenbeek, Penningmeester.

Bibliothecaris.

H. Rijenga,

In het daartoe aangewezen jaargetijde werd eenmaal per maand vergaderd; bovendien werd in September nog een buitengewone vergadering gehouden ter behandeling van een gezelschapsreis naar Rotterdam in verband met de aldaar te houden Algemeene Vergadering der Maatschappij. De tocht kon echter niet doorgaan wegens geringe deelname. bij velen tengevolge van gebrek aan tijd. De vergaderingen, waarop zeer belangrijke onderwerpen zijn behandeld, werden over 't algemeen zeer goed bezocht, en er heerschte een gezellige en aangename geest. Voor de goede leiding dezer bijeenkomsten en voor de moeiten en zorgen aan de belangen der Afdeeling besteed, wordt in het verslag lof gebracht aan den Voorzitter.

De tentoonstellingen van teekeningen enz., die elke vergadering opluisterden, waren wederom den Zondag na de bijeenkomst kosteloos voor het publiek opengesteld. Zij werden over 't algemeen goed bezocht; een daarvan, waarop fotographien van oud-Neder- landsche bouwkunst te zien waren, zelfs zoo druk, dat menig bezoeker onverrichter zake moest terugkeeren.

Onder de door de Afdeeling verrichte werkzaamheden die het meest op den voorgrond treden, noemt het verslag het bespreken der gewijzigde politie-verordening op het bouwen van woningen in de gemeente, en het aanhangig maken van voorstellen voor het samenstellen van eene Centrale Commissie voor de te houden feesten bij de inhuldiging van H. M. Koningin Wilhelmina. Voorts werd besloten voorwaardelijk steun en medewerking te verleenen aan het genootschap Pictura" voor het houden van eene ten- toonstelling van Engelsche kunstnijverheid.

Aan het einde van het verslag wijst de re Secretaris op een paar lichtpunten, en wel het toenemen van het ledental, en het in 1897 vertegenwoordigd zijn der Afdeeling in de buitengewone (April-) Bestuursvergadering en de Algemeene Vergadering der Maatschappij, iets wat in de laatste jaren niet had plaats gehad, en toch zoo noodig is voor de behartiging van de belangen der Maatschappij en de Afdeelingen. Ook wordt in het verslag dank gebracht aan den zen Secretaris en den Penningmeester voor de accurate behartiging der aan hunne zorgen toevertrouwde belan- gen der Afdeeling.

Afdeeling Haarlem.

De Afdeeling Haarlem en Omstreken kan met tevredenheid op het afgeloopen jaar terug zien, wat aangaat haar ledental en den aard harer bijeenkomsten. Het jaar 1898 ving aan met een ledental van 37, waarvan 8 kunstlievend- en 29 gewoon lid der Maatschappij zijn. Het Bestuur is op dit oogenblik samengesteld uit de heeren:

J. H. Stoel, Az.,

Jb. van den Ban Pz..

P. Kleiweg Dyserinck,

J. W. G. Droste,

J. G. Michielse,

A. F. Kerrebijn Jr.,

Eere-Voorzitter.

Voorzitter.

Vice-Voorzitter.

Ie Secretaris.

2e Secretaris.

Penningmeester.

In 1897 werden 8 vergaderingen gehouden. gemiddeld door 12 leden bijgewoond; er heerschte daarop steeds een vriend- schappelijke geest, terwijl welvoorziene agenda's stof gaven tot ruime gedachtenwisseling.

In Juni 1897 werd nog een buitengewone vergadering gehouden naar aanleiding van een rapport dat was uitgebracht over den aanleg van verschillende tramwegen in Haarlem. De Afdeeling begreep te recht, dat daarmede onatscheidelijk samenhing een goede uitbreiding van de gemeente en meende daarom haar idée omtrent de tram- en spoorwegverbindingen in ruimer kring bekend te moeten maken. Dit laatste deed zij door middel der dagbladen, gedreven ook om meer naar buiten te werken. Op de agenda der vergaderingen kwamen geregeld kunstbe- schouwingen voor, die kennis deden maken met veel wat niet onder ieders bereik valt.

In Juni 1897 had met het bijna volle ledental een excursie plaats naar het nieuwe park Duin en Daal, onder Bloemendaal; daarbij leerde de ondervinding weder, hoe nuttig dergelijke tochten zijn voor aankweeking van den goeden geest onder de leden eener corporatie.

Een prijsvraag uitgeschreven met het doel om meer eenheid en beter vormen te brengen in het meubilair der arbeiders- woningen. werd goed beantwoord, zoodat de uitgeloofde prijzen ten volle toegekend konden worden. De Afdeeling had daarmede niet op het oog vaste modellen aan te geven; zij heeft alleen willen aantoonen, dat goede meubelen, in overstemming met elkander en met de omgeving, verkregen kunnen worden zonder de kosten te brengen boven het bereik van een arbeidersgezin. In zooverre mag zij vertrouwen zegt het verslag - haar doel bereikt te hebben.

Door vele buitengewone uitgaven is de financieele toestand niet vooruitgegaan, maar kan daarom nog niet ongunstig genoemd worden; een vermoedelijk tekort kan zonder bezwaar op den dienst van 1898 worden overgebracht. Aan het slot van het verslag wordt de wensch uitgesproken, dat de weg dien de Afdeeling dit jaar getoond heeft te willen opgaan en haar als aangewezen is, zal leiden tot waardeering van haar streven en tot uitbreiding van haar invloed op al wat de bouwkunst in Haarlem en haar omgeving raakt. Afdeeling Utrecht.

Het Bestuur is samengesteld uit de heeren:

I. H. J. van Lunteren. Voorzitter.

A. J. Vreeswijk,

J. T. Kok,

A. Nijland.

W. de Jong,

Secretaris.

Penningmeester.

Commissaris.

" Op 1 Januari 1898 was het aantal leden als volgt: 27 die tevens gewoon, en 5 die tevens kunstlievend lid der Maatschappij zijn. Met 8 plaatselijke leden wordt het totale aantal 40, tegen 48 leden in 1897.

Daar de rekening over het vorige jaar wederom sloot met een batig saldo, komen op de loopende begrooting thans hernieuwde bijdragen voor aan de Ambachtsschool en voor een dezen zomer te houden uitstapje.