neming en medewerking van alle Nederlandsche Bouwkundigen of Liefhebbers en Bevorderaars der Bouwkunst in het algemeen, en van de Leden der Maatschappij in het bijzonder, aan te bevelen. Eene geregelde en ijverige medewerking zal aan de Bouwkundige Bijdragen al die belangrijkheid, dien omvang en dat algemeen nuttige kunnen verschaffen, waarvoor dezelve ingevolge hare strekking en bedoeling vatbaar zijn. De inrigting geeft tot eene algemeene medewerking eene geschikte aanleiding. Een ieder zal naar zijnen bijzonderen werkkring, of overeenkomstig zijne hoofdstudie, tot het groote doel kunnen behulpzaam zijn; en de bijdragen, van geringen of uitgebreiden omvang, zullen zoowel zaken van ondergeschikten aard, als onderwerpen van het grootste belang kunnen bevatten, zoodat dit Tijdschrift zooveel mogelijk voor algemeen gebruik geschikt en ingerigt zal wezen.
Amsterdam, 25 Augustus 1842. |
Is. Warnsinck, Secretaris der voornoemde Maatschappij. |