7
Zoo ontstond het gebouw, waarvan wij, pl. 1, opstand, doorsnede en platten grond mededeelen. Het zal echter dienstig zijn, er nog de volgende inlichtingen bij te voegen.
Het gebouw staat ongeveer 20 voet (6,32 Ned. el.) van den straatweg verwijderd, en met de hoofdfaçade naar denzelven gekeerd, in het midden van eenen kleinen door heggen afgesloten
tuin, en biedt, de straatzijde uitgezonderd, in alle rigtingen de schoonste vergezigten aan. De bewoonbare ruimte kan naar verkiezing worden gebruikt, namelijk het geheel eene enkele groote woning uitmaken, of in twee, drie of vier afzonderlijke gedeelten verhuurd worden. Dit gaf aanleiding tot den symetricken aanleg, plaat 1, fig. 4, 5, 6, 7, die deze wijzen van gebruik, wel is waar, alle mogelijk maakt, doch zonder voor eene derzelve volkomen gemakkelijk te zijn. De inrigting, die wij op onze teekening hebben aangeduid, veronderstelt, dat het huis, gelijkvloers in woningen is afgedeeld, ieder bestaande uit eene voorkamer, twee zijkamers en eene keuken; de eerste verdieping is echter geschikt, om in eens te worden verhuurd. Van de drie bovenste vertrekken wordt in dit geval de achterkamer afzonderlijk verhuurd, en de aan beide zijden liggende aan de bewoners van het benedenste gedeelte afgestaan.
Ook de kelder is voor deze wijze van bewonen ingerigt, daar de beide afdeelingen ter linkerhand, ieder met eenen afzonderlijken ingang voor de woningen gelijkvloers, en die aan de regterzijde voor de eerste verdieping zijn bestemd. Om de kagchels te kunnen ontberen, die des zomers overtollig zijn en altijd veel plaats wegnemen, zijn ter verwarming van het geheele huis op iedere verdieping twee stookplaatsen (volgens meiszner) gemaakt, door welke men uit de voorkamers de drie daaraangrenzende vertrekken kan verwarmen, voor zooverre dit in een zomerverblijf gevorderd wordt. Houten buizen (b), die gesloten kunnen worden en tusschen den vloer en de balken liggen, voeren de noodige versche buitenlucht in de stookplaatsen.
De keukens zijn voorzien van braadkagchels, waarin het vuur besloten is, en die den noodigen toevoer van lucht insgelijks door buizen (c) ontvangen, welke geheel gelijk de vroeger gemelde zijn ingerigt, doch onder de geheime gemakken uitkomen, met het doel om de uitdampingen der riolen weg te nemen. Laatstgemelde bestaan in aarden pijpen van 7 dm. (0,182 Ned. el) in doorsnede, die van binnen verglaasd zijn en met het benedeneinde in waterbakken rusten, om tegen de uitwasemingen der zinkputten (d) luchtdigt te zijn. De zich onmiddellijk in de nabijheid bevindende bouwstoffen, welke derhalve volgens de vroeger gemelde bepalingen moesten gebruikt worden, bestonden in breuksteen (conglomeraten), zeer grof van korrel en van eene warme lichtgrijze kleur, die wel is waar, wegens deszelfs vastheid niets te wenschen overig liet, en tegen de vorst volkomen bestand was, doch door deszelfs onregelmatigheid en hardheid iedere regthoekige en kantige bewerking belette. Grootere stukken hardsteen voor plinten, trappen, deur- en vensterdorpels, waren niet dan met aanmerkelijke kosten op eenigen afstand te verkrijgen. Dien ten gevolge werd het muurwerk der fonderingen uit ruwen breuksteen en de gewelven der kelders uit gebakken steenen zamengesteld. Voorts werden voor de plinten, de buiten- en binnenmuren van het