Pagina:Bouwkundige Bijdragen vol 01.djvu/36

Deze pagina is proefgelezen

20

keuring toe. Evenwel was er weinig hoop, om de commissie, die het plan ontworpen had, tot andere gedachten te brengen; ook kwam het bezwaarlijk voor, de stedelijke kas, die tot hiertoe uit hare niet bijzonder rijke middelen de aanmerkelijke bijdrage van ƒ80,000 C. M, gegeven had, voor het mislukken van den bouw aansprakelijk te maken, geheel buiten schuld der gemeente, en voor de kosten, die eene herbouwing zoude veroorzaken. Daarom werden wij zoo veel te meer verrast door het onlangs uit Weenen gezonden bevel, waarbij de eindbeslissing over het lot van het bereids opgebouwde stadhuis grootendeels aan eene commissie werd overgelaten, die, in plaats van zamengesteld te zijn uit menschen van rang of ambtenaren, nu bestond uit personen, even bekwaam in het theoretische als practische van hun vak. De regering onthield zich van allen invloed op de gevoelens der commissie, en hoe doelmatig zulks was, bewijst de inhoud van het verslag, waardoor de commissie op ontegensprekelijke gronden aantoonde, dat de in de verbouwing van het stadhuis bestaande gebreken, namelijk het vergrijp tegen den goeden smaak en tegen eene doelmatige verdeeling van het inwendige, alleen weggenomen konden worden door het afbreken van het geheele, tot dusverre opgebouwde, gedeelte, en het aannemen van een ander plan tot den wederopbouw.
Om evenwel der regering de toestemming gemakkelijk te maken, die van haar met volkomen regt verwacht wordt, en wel voornamelijk ten aanzien der geldmiddelen, hebben zich vele onzer gegoedste burgers vereenigd om de kosten, die door genoemde afbreking en wederopbouw ontstaan zullen, niet ten laste van de gemeeatekas te doen komen; maar dezelve door vrijwillige bijdragen te dekken. Deze verdienstelijke handelwijze, welke de eenstemmigheid onzer inwoners doet kennen, is overigens met dusdanig goed gevolg bekroond geworden, dat zich dezer dagen eene commissie uit hun midden naar Weenen zal begeven, om aan de regering den dank te betuigen voor hare krachtige bemoeijingen in deze zaak, en aan dezelve de voor eenen beteren opbouw van het stadhuis benoodigde en reeds bij elkander gebragte gelden aan te bieden. Kunstblatt 1842.

WEENEN. De oude huizen verdwijnen langzamerhand en nieuwe komen in derzelver plaats. De tegenwoordige burgemeester der stad Weenen, de regeringsraad Tzapka, onderscheidt zich van vele zijner voorgangers door den ijver, welke hij voor doelmatige versieringen en verbeteringen aan den dag legt. De eerste schrede daartoe werd gedaan door het wegbreken van twee groote huizen, welke het gezigt op en van de Graben belemmerden. Men is ook voornemens in andere gedeelten der stad dergelijke wezenlijke verbeteringen aan te brengen, welke ook reeds zijn voorgeslagen geworden, zoo als onder anderen het centrum der stad, de Michaëlisplaats, de Kohlmarkt, de Graben en Stock-am-eisen met gas te verlichten. Dit alles moet te meer in aanmerking genomen worden, wanneer men bedenkt, hoe weinig tot hiertoe in Weenen voor openbare verfraaijing gedaan is, en dat er, behalve het standbeeld van Keizer Joseph, niet één openbaar gedenkteeken bestaat, hetwelk op den naam van kunstwerk aanspraak maken kan, eenige bronnen mogelijk uitgezonderd. Het Dianabad zal eene grootere uitgebreidheid