Pagina:Busken Huet, Litterarische fantasiën en kritieken Deel 1 (1868).pdf/20

Deze pagina is proefgelezen

over jaar en dag geweten en nooit voorgewend had, wezende immers al te blaauw van bescheid om een goed huwelijk om te laten. Van gebrek van genegenheid niet een woord. 's Maandags stelt UE. het ja zeggen uit, om de ongelukkigheid van dien dag; en dingsdag zeit UE. neen, omdat mijne vrienden niet kerksch en zijn! Ik gedrage mij tot het oordeel van al zulke onpartijdigen als UE. zelve gelieve zal te kiezen, of uit de voornoemde twee redenen van afzeggen, mitsgaders de aanminnigheid mij den negenden betoond, niet genoeg blijkt dat het UE. aan geene genoegzame genegenheid ontbrak. En dewijl het waar is dat het UE. niet aan de genegenheid, maar aan iets anders ontbroken heeft, zoo gaat het ook zeker dat UE. verbonden is. Want UE., als geschied is, had mij beloofd zich aan geene andere zwarigheden, als zijnde lang genoeg overwogen, te keeren. Wie heeft UE. dan, ellendige jufvrouwe! zoo betooverd dat UE. zich niet ontziet haar woord te verachteren? Maar wat vraag ik wie het is! 't Is mij nu genoeg bekend. Geloof dat de persoon, al zwijgt UE., zelve niet laat zich des te beroemen. Ach, me lieve Helionore, zal UE. verstand zich laten verkloeken door de boosheid van eene die van enkele afgunst in dit stuk gedreven wordt en die, nevens de dagelijksche en welverdiende smaad van de haren, nog vreest, zoo UE. beter doet, dat men haar verwijten zal het onderscheid tussche UE. wijsheid en hare wulpschheid? Ach, open toch de oogen van UE. vernuft, en bezie of 't raadzaam is, tot UE. eenige raad te gebruiken diegene die zichzelve zoo kwalijk heeft geweten te raden, doch er reeds berouw af draagt. Ach, open ze toch; en met eenen UE. harte aan deze mijne redenen, die gezult zijn in mijne tranen en onderteekend met mijn bloed.[1] Tranen, gestort uit deernis, die ik heb zoo met UE. en de verdooldheid van UE. zinnen, als met mijzelven; bloed, ten besten van UE. tot zijnen laatsten droppel toe. Zoo UE. eenig gevoelen heeft van liefde of hartelijkheid, ik bid en bezweer dezelve, door al wat haar lief is of ten harte gaat: lijd niet

  1. Van Vloten, wien de eer toekomt in zijne uitgaaf van 1855 N° 178 dezen door Huydecoper weggelaten brief het eerst publiek gemaakt te hebben, tekent bij de bovenstaande woorden aan, dat tranen zowel als bloed nog te herkennen zijn op het door hem gevolgd handschrift.