trilling van liefde varen; de wolken zouden vergeten gram te zijn, de verbolgen zee haar hoogmoed strijken, de visschen vrolijk spartelen, het onrustig gevogelte de bosschen doen weergalmen van vrolijk gezang; chacun zou verlangend uitzien naar zijne chacune, eene zoete smart het gemoed van „aard- en waterlieden” doortintelen, kruiden en bloemen ten velde uit het hoofd verheffen. Doch niets van dit alles ware in staat onzen Tannhäuser ontrouw te maken aan zijne bruid. Háre zijde zou hij blijven kiezen, en de hare-alleen; ook al strooide met handen vol, te midden der algemeene geestvervoering. Afrodite-zelve hem het geurigst sieraad van alle tuinen op het hoofd:
Zij vrolijk lof,
Goude' en scharlaken bloemen,
Dan op dat pas
Te zamen las,
En reuken waard om roemen,
En nam opzet
Van iemand met
Dat hoopje te verfrooijen,
Door eere van 't
Met eigen hand
Hem op het hoofd te strooijen
Mij lokte naar,
En open gunste toonde,
Mijn lief, en gij,
Aan de andre zij',
Mij tot een kusje troonde;
Tot u ik liep
(Ook of zij riep,
En dreigde schier te vloeken)
Mijn troost, mijn goed,
Mijn ziel, mijn bloed,
Mijn hoop, mijn heil te zoeken.
Elders weder, gezeten in het beroemd geworden torentje des Muider-kasteels (zeskante koepel van steen in den boogaard