Pagina:Busken Huet, Litterarische fantasiën en kritieken Deel 1 (1868).pdf/42

Deze pagina is proefgelezen

II

Deze voorstelling is overdreven, maar is zij ook valsch? Om bij het met opzet gekozen voorbeeld van den Gysbrecht te blijven, — het eenige van Vondel's werken, dat onder ons een zweem van leven behouden heeft — neem het voorschrift waarnaar Gysbrecht van Aemstel gereed gemaakt is, en gij zult erkennen dat op die wijze geen aangrijpende tragedie ontstaan kon; dat uw zin voor het schoone, getrotseerd en getart door dergelijke tentoonstelling van pedanterie, zich op de eene of andere wijze wreken moest.

Eerzaam Haarlem! Wie had gedacht dat de zonden uwer jeugd eenmaal op zoo gevoelige wijze u herinnerd zouden worden, en nog na driehonderd jaren een rei van Amsterdamsche Maagden u nahouden zou, met Sparen weleer naar 's Amstels kroon gestoken te hebben! Met dit gegeven ontwierp Vondel Gysbreght: kleingeestige stof, al had de naijver der twee zustersteden eene dynastieke veete tot aanhangsel. Zelfs het genie is niet in staat, uit het hanegevecht van kijvende buren, de tragische toestanden te ontwikkelen waarvan een verdelgingsoorlog tusschen ras en ras zwanger zou kunnen gaan.

Het bedenkelijkst was intusschen, want Gysbrecht heette een gelegenheidsstuk, dat in 1638 geen schepsel te Amsterdam zich warm kon maken over de haarlemsche stoutmoedigheden van den jare 1304. De verhouding tusschen beide steden was onderwijl tot onherkenbaar wordens veranderd. Om den medestichters van de Republiek der Vereenigde-Nederlanden begrijpelijk te maken hoe Dirk van Haarlem en Willem van Egmont zoo gebeten konden zijn op Gysbrecht van Amstel, zou de oudgrafelijke tijd in levendigen lijve op het tooneel hebben moeten verschijnen. Doch het was niet aan hefboomen van dien aards dat Vondel meende zijne kracht te moeten ontleenen. Die kracht, hij zocht haar in hetgeen wij de voornaamste zijner zwakheden noemen.

Hij-alleen die nooit een historiespel van Shakespeare met eene bladzijde uit de kronijk van Holinshed vergeleek, kan het Vondel ten kwade duiden dat hij ten behoeve van zijn treurspel eenigszins in den blinde een greep in de vaderlandsche