Pagina:Correspondance de Guillaume le Taciturne, prince d’Orange, 1857.djvu/484

Deze pagina is proefgelezen
— 298 —

yegelicken staten, heeren, ridderen, edelen, capiteynen, drossaerden, schoutetten, amptmannen, borghermeesteren, schepenen, rentmeesteren, hooftmannen, gulden, ambachten, schuitteryen, borgheren ende goede inghesetenen van den Nederlanden, van wat state hy sy, salicheyt, vryheyt ende verlossinghe ut der tegenwoordigher slavernye der wreder, utlandigher, bloetdorstigher verdruckers.

Ons is van gandtscher herten leedt, dat de menichfuldighe overwreede ghewelden, overlasten, schattinghen, x, xx, xxx, ende ander meerder ende mindere penningen, imposten, lasten, ortsen, doodinghen, vanghinghen, sanninghen, koovinghen, verjaghinghen, confiscatien, executien, ende andere ontallicke, onghehoorde ende onverdrachlicke beswaringhen, afdreyghinghen ende verdruckinghen, die den alghemeynen vyandt, met zyn Spaeniaerden, bisschoppen, inquisiteuren ende anderen aenhanck, dagelycx, ende so lancx so meer, is, met ongehoorde nieuwicheyt, onghenadelick over ulieder ende uwer huysvrouwen ende dochteren persoonen, sielen, lyf ende goet, alreede soo vele jaren, onder den naem ende buyten weten van de Conincklicke Majesteyt, teghen synen eede ende contrarie des landts vryheden ende previlegien (maer in der waerheyt ten opruyde van den cardinael Granvelle metten spaenschen inquisiteurs, om ter executien te stellen het concilie van Trenten, ende die inquisitie van Spaengien), voortstellende, so kennelick ende openbaer zyn, sonderlinge ulieden die deselve sien, hooren ende ghevoelen, dattet noodeloos sy deselve breeder te verhalen.

Het is oock ulieden ende alle de werelt kennelyck, met wat vliet, oncost, moeyte ende sorghe wy van over vier jaren continuelick herwarts altydt ghearbeyt hebben, om tot ruste onser conscientie, ende tot volvoeringhe van onsen eedt (daermede wy met ulicden ten warachtighen dienste des Coninex, vryheden des landts ende verlossinge der verdructen verbonden