Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/106

Deze pagina is proefgelezen

— Ze heeft al weer berouw, ze is zenuwachtig. Praat er nu maar niet meer over.

— Ik, ik praat niet!

— Neen maar... soeda nu maar weer, als tante Ruyvenaer zegt. Zal u nu uw kaas eten? Straks gaan we fietsen...

Hij ging.

— Ik zit hier net als een stout kind, dacht Van der Welcke; met mijn dessertje. Die gekke jongen...

En hij at zijn stukje kaas en lachte... Beneden had Constance een stuk pudding gelegd op Addy's bord. Hij at langzaam. Zij zag hem tevreden aan, omdat hij het lekker vond.

— Als je nu niet zo was uitgevallen, zei hij; had ik je wat verteld... van Henri.

— Wat dan?

— De jongen wordt ziek...

— Waarom?

— Hij is zo akelig, omdat Emilie getrouwd is, dat hij er ziek van is... Kees Hijdrecht werd boos en zei: ben jij dan verliefd op je zuster... En toen ging Henri bijna huilen, student als die is. Neen, verliefd was die niet, zei hij, maar hij was altijd met Emilie samen geweest, met Emilie en met Marianne en nu was ze getrouwd en nu werd ze een vreemde. Hij was zo akelig, dat we hem naar huis hebben gebracht, en toen heeft hij zich op zijn kamer opgesloten en Marianne wilde hij zelfs niet zien.

— Maar Addy, dat is toch ziekelijk.

— Dat kan wel, maar het is zo.

— Ik ga straks naar tante Bertha. Breng je me?

— Laat me nu wat fietsen met papa. Die zit daar nu boven zielig zijn kaas op te eten. Zeg nu aan Truitje, dat ze zijn koffie brengt.

— Maar Addy, wat moet de meid denken, dat papa boven eet.

— Wat ze wil... Dat is uw schuld geweest... Wil ik vanavond om kwart voor tienen je komen halen bij tante Bertha?

Zij zag hem stralende aan, verrukt, verrast. En zij omhelsde hem...

— Mijn kind! mijn kind! riep zij uit, hem drukkende tegen zich aan.

 
 

XIX


Zenuwachtig, als zij dien geheelen dag geweest was, haastte zij zich na den eten naar het Bezuidenhout, nemende de trammen van den Scheveningschen Weg en die van het Plein. Bij de Van Naghels, toen zij belde, vond zij het vreemd, dat de vestibule donker was, terwijl zij, door Addy, toch wist, dat zij thuis waren dien avond. De knecht, die open deed, zeide, dat hij niet wist of mevrouw wel ontvangen kon, omdat mevrouw zich niet wel gevoelde.