Zij wachtte in de salon, waar de knecht, haastig, een licht ontstak voor hij zeggen ging, dat zij er was. Overal, in de grote kamer, stonden vergeeld en verdroogd al de bloemenmanden en bouquetten van Emilie's bruiloft, de heel tere bloemen bruin geschroeid van verwelking, terwijl de grote witte strikken er nog blank aan plooiden. Klaarblijkelijk, na het déjeuner dinatoire, was er nog geen tijd of lust geweest de kamer te doen: het stof lag dik op de meubels en de stoelen stonden nog zo, als was de kamer juist verlaten door een menigte gasten... Constance wachtte vrij lang, toen hoorde zij iemand komen. Marianne kwam binnen, bleek, slordig.
— Pardon, tante, dat we u even lieten wachten. Mama is erg moe en heeft een vreselijke hoofdpijn en ligt wat in haar slaapkamer.
— Dan zal ik mama niet storen.
— Mama vraagt of u boven komt...
Zij volgde Constance naar Bertha's slaapkamer. Constance verwonderde zich over die bijna doodse kalmte in dat grote huis, dat zij — de drie, vier keren, dat zij er geweest was — niet anders gezien had dan vol beweging, leven, allerlei klein belang, dat tezamen een drukkend bestaan maakte. Het tochtte er niet op de bovenverdieping, bij Francis; geen deuren sloegen, zij zag meiden noch baboe, noch kinderen: alles was stil, doodstil... En toen zij in de kamer van Bertha trad, was het in dat gedempte licht als de kamer van een zieke.
— Ik kom eens zien hoe je het maakt, zei Constance.
Bertha strekte haar hand uit, zwijgend.
— Dat is lief van je... Ik ben erg moe, en ik heb hoofdpijn.
— Ik zal niet lang blijven.
— Neen, blijf wat... je hindert me niet.
Bertha en Constance waren alleen. En het viel Constance op: een troosteloze droefheid verwrong Bertha's trekken en zij leek heel oud, nu haar grijzend haar verward was.
— Al die drukte heeft je overspannen.
— Ach, zeide Bertha vaag. Zo erg niet; het is altijd zo, druk...
— Het is toch goed, dat je rust neemt.
— Ja...
Zij zwegen en er was alleen het tikken van de klok. Toen boog Constance zich en gaf Bertha een kus op het voorhoofd.
— Ik had zo een verlangen je vanavond te zien, zei zij. Addy had gewandeld met Henri en hij vertelde mij, dat Henri zo was terneer gedrukt... En daarom ben ik even aangekomen.
— Henri... zei Bertha vaag. Ik weet het niet, hij maakt het heel goed...
— Maar Addy zei...
— Wat?