Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/120

Deze pagina is proefgelezen

met Van Vreeswijck spraken. Het is allerliefst! Zo met je vieren te eten, in zo een keurig décor. Dat is nu juist wat ik gaarne doe. Vergelijk daar nu eens bij al dat drukke gala van Bertha... Die geeft nu nooit eens zulke intieme dinertjes. Dat is nu juist wat ik gaarne doe op mijn leeftijd; — Paul was vijf-en-dertig; — dat is niet te druk en het is elegant, lief, netjes... Keurige hors-d'oeuvre! Die Constance kan het, hoor! Of vergelijk daar nu eens bij de wel gezellige maar huiselijke biefstuk, die ik wel eens bij Gerrit en Adeline krijg, of de rommeldiners bij Adolfine... Neen, dit is het, wat het zijn moet, chic, eenvoudig en intiem... Van Vreeswijck draagt heel netjes zijn smoking; alleen hou ik niet van de snit van zijn vest... te hoog, vind ik, zijn vest... Hij heeft mooie knoopjes... Maar hij heeft een gemaakte zwarte das aan! Hoe is dat nu mogelijk! Ineens zie je bij iemand zo een aberratie: een gemaakte das! Wie draagt er nu een gemaakte das! In plaats van zelf je das te strikken... Maar anders netjes. Lekkere soep, die velouté... Wat ziet die Constance er dodderig uit... Zou je nu zeggen, dat dat een vrouw was van twee-en-veertig! Ze lijkt op mama, die heeft ook dat zachte, gedistingeerde, die zelfde glimlach... Mama heeft zelfs die kuiltjes nog, in de hoeken van de mond... Neen, niemand van mijn zusters zou dat zo kunnen doen, met dat aardige gebaar zelf die portière opentrekken, en zo natuurlijk vragen, om aan tafel te komen... Je zal zien, zo kan Constance haar huis allergezelligst maken, ook al zijn ze niet rijk en al zullen ze niet officieel gaan in de wereld... Zulke intieme dinertjes, dat is juist het ware...

Hij moest zich mengen in het gesprek nu, met Van Vreeswijck, en Van der Welcke, prettig gestemd, liet zich gaan, in een spontane oprechtheid.

— Zeg eens, Vreeswijck, wie vertelt toch, dat wij ons aan het Hof willen laten presenteren...

Van Vreeswijck aarzelde, vond dat nu een gevaarlijk onderwerp van gesprek. Maar Constance lachte zacht.

— Ja, beaamde zij. Het gerucht schijnt te varen, dat wij dat plan hebben... en het plan bestaat helemaal niet.

Van Vreeswijck herademde, verlucht.

— Ach mevrouw, hoe komen de mensen aan hun veronderstellingen! De een oppert: zouden ze zich laten presenteren; de ander hoort verkeerd en zegt: ze zullen zich laten presenteren... En er is een élan aan de praatjes gegeven.

— Ik zou er helemaal niet naar verlangen, zei Constance. Ik ben de laatste jaren zo gewend aan een heel kalm leven, dat ik veel visites over en weer heel vervelend zou vinden. Ik ben blij in Den Haag te zijn omdat ik weer bij mijn familie ben...

— En ook de familie is heel blij! zei Paul, broederlijk galant en hief zijn glas op.

Zij bedankte met haar lachje.