nu wij onze smokings aan hebben en Constance een geklede japon, nu er bloemen en druiven op tafel zijn, en een gecompliceerder menu dan anders... nu vaart ze niet uit en nu zal ze niet uitvaren... welke klip er ook omgezeild moet worden. Ik geloof: al hadden we het nu over echtbreuk en scheiding, over oude-mannen trouwen en over liaisons — ze zou altijd zo rustig blijven en lief lachend met die kuiltjes aan haar lippen, alsof op haar niets toepasselijk was... Vreemd is een vrouw toch en dikwijls vol van geheime krachtjes, die ze heel sterk maken in het leven... En als Van Vreeswijck nu weg is, dan zal ze misschien razen op Van der Welcke, eenvoudig, omdat hij zijn neus snuit — en al haar geheime krachtjes zijn weg... en ze blijft achter zonder enige zelfbeheersing... En toch, hoe ze dan ook is, ze is allerliefst en ik heb lekker gegeten en het is heel gezellig...
Er werd gebeld, en omdat de deur van de vestibule openstond, hoorden Constance en Paul stemmen, toen de meid had opengedaan...
— Dat is de stem van Adolfine! zei Constance.
— En van Carolientje, zei Paul.
— ...O, dan zal ik maar weggaan! hoorde zij Adolfine zeggen, luid, schel. Constance stond op. Zij vond het vervelend, dat Adolfine juist nu kwam, maar zij wilde vooral tegen Adolfine nooit laten blijken, dat zij niet welkom was.
— Pardon, meneer Van Vreeswijck, permitteert u even... ik hoor daar mijn zuster...
Zij ging in de vestibule.
— Dag Adolfine...
— Dag Constance! zei Adolfine.
Ze wist, dat Constance die avond een dinertje had, en zij was opzettelijk komen neuzen, maar zij deed of zij niets wist...
— We kwamen even bij je aan, zeide zij; ik wandelde met Carolientje voorbij en ik zag licht en dacht, dat je thuis was... Maar je meid zegt, dat je een diner hebt! zei Adolfine bits en verwijtend, als mocht Constance geen diner geven.
— Geen diner... Van Vreeswijck en Paul eten bij ons.
— Van Vreeswijck... o! zei Adolfine. Die van het Hof?
— Hij is kamerheer van de Regentes, zei Constance eenvoudig.
— O!
— Hij is een oud vriend van Van der Welcke, verontschuldigde Constance zich bijna.
— O! Nu maar dan zal ik je niet storen.
De deur van de eetkamer stond open... Adolfine gluurde naar binnen en zij zag de drie heren praten, aan het dessert. Zij zag de kaarsen, de bloemen, hun smokings; zij lette op de japon van Constance...