Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/13

Deze pagina is proefgelezen

— Nu, uit Van Naghels woorden meende ik op te maken, dat hij wel hoopte, dat Constance véel tact zou hebben en zich niet dadelijk veel pousseren zou, maar dat hij, als zwager. Van der Welcke en Constance heel hartelijk zou ontvangen...

Karel knikte bezadigd, als begreep hij de bedoeling, die achter Van Naghels woorden school en als beaamde hij die ten volle...

— En wat zeiden Van Saetzema en Adolfine?

— Nu met Adolfine heb ik natuurlijk het meeste last gehad! riep Dorine en zwaaide zegevierend met het vouwmes, dat Karel angstig in haar hand bleef volgen. — Ze zei eerst, dat ze geen lust had te komen, en dat mama geen moraal had en zoo meer van die dingen... Ik antwoordde, dat ik haar ideeën eerbiedigde, dat een ieder moest weten wat hij vond en dacht, maar dat zij niet moest vergeten, dat mama een oude vrouw was, een heel oude vrouw, die wij allen een prettige oude dag moesten zien te bezorgen; dat Constance toch even goed als wij allen een kind van mama was; dat mama het natuurlijk gaarne had, dat wij allen Constance weer in onze familie zouden opnemen, als zuster, nu dat alles zóo lang geleden gebeurd is, en zij met Van der Welcke al vijftien jaren is getrouwd, en hun jongen dertien jaar is...

— Dorine, toe, zou je de presse-papier met rust willen laten: die papieren raken anders gedecideerd in de war... En wat antwoordde Adolfine toen?

— Nu... eerst wilde Adolfine beslist niet komen, en was ze bang voor Constance's slechte invloed op haar meisjes, en wilde ze de meisjes niet meenemen. Enfin, bepaald idioot! Maar toen ik haar vertelde, dat Van Naghel en Bertha kwamen en er geen woord van hun meisjes gerept was — dus dat die wèl kwamen — toen zei Adolfine, dat ze dàn ook maar komen zou, met de meisjes... En Gerrit en Ernst...

Dorine opende Karels postzegeldoosje, maar sloot het weer dadelijk, verschrikt toen zij de postzegels netjes naar de waarde in de loketjes zag geschikt: — Gerrit en Ernst heb ik ook gezien en Adeline sprak heel lief, en Paul...

Een gong sloeg.

— Dat is voor het diner, zei Karel. Je blijft zeker niet eten. Dorine; ik geloof niet, dat Cateau veel heeft: we eten altijd héel eenvoudig...

— Ach, ik eet niet veel; àls ik blijven mag, heel gaarne, dan gaan we vanavond samen naar mama...

Karel van Lowe keek nog eens naar de modderrand; hij herinnerde zich, dat de eetkamer pas gedaan was, en kon zich dus niet meer inhouden.

— Dorine, zeide hij wanhopig; zou je je dan niet wat laten afborstelen door Marie?

Nu zag Dorine eerst, dat zij ontoonbaar was, na een gehele middag door de regen getript en getramd te hebben. Zij zag