dachten aan hun welzijn. Maar een systeem van opvoeding kenden zij evenmin als een systeem om diners te geven, en wat er nog van opvoeding was in hun huis, was even rommelig als hun kennissen, hun kamers, hun tafels. Vooral voor haar kinderen was in Adolfine die neiging alles voornaam te hebben en te doen, minstens zo voornaam als Bertha had en deed voor de hare. Daar Adolfine echter de enige van de Van Lowe's was, die, uitzondering, zuinig was, streed haar zuinigheid dikwijls zware strijd met haar zucht tot voornaamheid. En wat dus in het huis en de opvoeding der kinderen van Van Naghel en Bertha als vanzelf ging volgens zeer kostbare principes, die zij beiden wel als kostbaar inzagen, maar onmachtig waren door hun neigingen en de lijn, langs welke zij leefden, voor minder kostbare te verwisselen, ging bij Adolfine alles op een goedkoopje. Waren dus Louise en Emilie en Marianne geweest op heel dure kostscholen bij Londen en Parijs: grote villa's van geraffineerd rijke-meisjes-onderwijs — de danslessen in baljaponnetjes de teken— en schilder— en muzieklessen gegeven door beroemde artisten, — Adolfine, hoewel verteerd van nijd, vond die kostscholen eenvoudig absurd en onbereikbaar voor haar beurs en had er voor Floortje en Caroline destijds een gevonden bij Kleef: een heel achtenswaardige kostschool, maar waar dochters kwamen van Duitse winkeliers, en waar dus een geheel andere toon heerste dan in de villa's bij Parijs en bij Londen — wat echter niet verhinderde, dat Adolfine haàr kostschool hoog ophemelde boven die malle en wufte inrichtingen, waar Bertha haar kinderen heen had gezonden. En wat de jongens betrof. Adolfine verhief haar jongens — Piet. Chris en Jaap; de oudste zou Oost-Indisch ambtenaar worden, de twee anderen waren voor Breda en Willemsoord — hoog boven die twee geldstukslaande studenten van Leiden, die nu weer voor hun aanstaande maskerade enkele duizenden nodig hadden, hoog boven die slungel van een Karel.
Ook tussen haar Marietje, een zacht blond witvellig meisje, wat onderdrukt in de roezemoes der anderen, en tussen Bertha's Marietje maakte Adolfine altijd vergelijkingen, die ten gunste waren van haar kind, maar vooral vergeleek zij nu, na het huwelijk van Emilie met Van Raven, dier huwelijkstoebereidselen met wat zij deed voor Floortje en Dijkerhof. En zij had mooi ophemelen en pochen — zij, die uitzondering bij de Van Lowe's, zij, de zuinige, ieder dubbeltje berekenende Adolfine — van wie had zij toch die economie? vroeg mama Van Lowe zich wel eens af — zij kon er eenvoudig niet bij, bij al wat Van Naghel en Bertha en de Van Ravens en hun wederzijdse vrienden hadden gedaan; zij vond het absurd, zij vond het geld weggooien, zij bromde in zich, dat alles zo ontzettend werd opgevoerd: een geheime degelijkheid — eigenschap atavistisch, de oorsprong geheim — keurde in haar af die luxe van feesten, van uitzet, van cadeaux, van bloemen, waarvan Emilie's bruiloftsdagen als hadden