Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/136

Deze pagina is proefgelezen

jongen toch zo een ouwe heer is, Constance... zeg Constance, je schoonouders zijn niet erg toeschietelijk geweest, wel?... Constance, die ringen van je, zijn die echt? Hè, ik dacht heus, dat die ene steen glas was... Zij slikte het alles, ontving de hatelijkheid met een zachte glimlach, een enkel woord van bijna toegevende repliek...: ja, Addy is wel wat ouwelijk; ach, het was ook zo moeilijk voor papa en mama Van der Welcke... je hebt gelijk, die steen is soms wat dof...; zij slikte het, ontving het alles met zoveel zachtheid en zoveel toegeeflijkheid, dat Addy, als hij er wel eens bij was, verwonderd naar zijn moeder opzag, haar zo niet kennende, uitvarende om het minste tegen papa en tegen hemzelf altijd doende als het bedorven moedertje, dat gestreeld en gekoosd door haar jongen wil worden. En er was in het kind — in zijn kleine, heldere, enistige ziel uit éen stuk, — iets als een verwondering voor dat raadsel van vrouweziel zijner moeder: iets, dat hem vaag al liet denken van vrouwen: zijn ze allemaal zo... zo raar... of is het alleen mama... en waarom is ze zo verdraagzaam tegenover tante Adolfine als ze van papa niet het minste verdragen kan... Dat maakte hem dan tegen zijn moeder nog meer als een kleine man, met iets beschermends en op haar neerziends, omdat zij zo zwak en zo weifelig was en nerveus, — maar ook met heel veel liefhebbends, omdat die vreemde vrouwelijkheid bekoring voor zijn kleine-manneziel had.

En zij wist, in deze stelselmatig aangenomen verdraagzaamheid, tevens te doen wat zij vooruit had bedacht: Adolfine nu en dan eens een raad, een aanwijzing te geven, maar wat haar fijnere smaak haar voorzeide, vond meestal geen genade bij Adolfine, die zowel zuinig wilde zijn, als degelijk Hollands, en tegelijkertijd effect maken: een drietal eisen, die zij stelde zich en de haren, en de aanstaande bruiloft van Floortje, met dit gevolg, dat de vreemdste combinaties ontstonden, en dat zij met de aanstaande bruid vooral de gehele dag overhoop lag. Want Floortje, in het geheel niet degelijk, maar zeer op effect gesteld, had van haar moeder vooral de zuinigheid, die bij de dochter voor haar eigen geld dadelijk gierigheid werd, zodat het gewenste effect meestal bereikt werd door een aanstellerige en prutsige goedkoopte, die Adolfine dan weer niet degelijk vond.

Adolfine echter, op de dag der aantekening, aan het grote familie-diner aan de Witte Brug, gevolgd door een soirée voor alle vrienden en kennissen, verhief zich hoog in zelfverheerlijking. Tegen oom Ruyvenaer, tegen Karel en Cateau, tegen Constance, tegen Gerrit en Adeline stofte zij: dat waren mooie zalen, de zalen van de Witte Brug: die waren veel mooier dan die van de Doelen... Dàt was een prachtig diner geweest, dat diner, dat zij had gegeven; het kostte dan ook duur en zij zei hoeveel, maar voegde er een paar honderd gulden aan toe — en herinnerden zij zich nog wel dat onmogelijke diner van