Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/144

Deze pagina is proefgelezen

— Nu Cony, daar dan!

En Gerrit zoende zijn zuster, brusk.

— Jullie zijn beiden pastorale naturen! zei Paul. Ik kan daar niet bij.

— En nu, Cony, een glas champy... op de familie-leden en het vaderland? zei Gerrit en met Constance aan de arm, ging hij de zaal door naar het buffet.

— Adelientje! zei Paul. Wat heb jij een gekke man!

Maar Adolfine, zegevierend, kwam voorbij, slepende haar satijnen sleep, die zij prachtig vond, en, glanzende van zelf-verheerlijking, vroeg zij:

— En Adeline, zeg eens... wat zeg je nu wel van mijn partij?

— Mooi, Adolfine! zei Adeline.

— Adolfine, zei Paul. Je soirée is eenvoudig schitterend. Ik heb veel soirées in mijn leven bijgewoond, maar zo een partij als vanavond... neen!

— En een fijn diner, hé?

— Een diner zo fijn... het kon niet fijner.

— Hoe vind je mijn nieuwe japon, Adeline... kijk eens, hoe die zit.

Zij streelde zich over de borst.

— Het is een heel mooi toilet, Adolfine, zei Adeline.

— Adolfine, zei Paul; dat fluweel van de kraag van Saetzema's rok...

— Ja?

— Dat is móoi fluweel.

— Ja, het is zijn nieuwe rok... van Teunissen.

— En dat satijn van het toilet van Floortje.

— Ja?

— Dat is móoi satijn.

— Ach, wat weet jij van satijn!

— Iedereen zegt het.

— Waarlijk...?

— Ja, ik heb het overal in de zaal gehoord...

— Neen?

— Ja... als ik zo langs de mensen ging... hoorde ik het overal... als een gerucht... varen...: zie je wel dat satijn van Floortjes toilet... zie je wel dat satijn van Floortjes toilet...

Adolfine zag vaag, niet wetende wat zij moest denken.

— Dat japonnetje kost ook... honderd-en-twintig gulden! zeide zij en loog er veertig bij; glanzende liep zij verder en sprak mevrouw Bruys aan, de vrouw van de redakteur van de Fonograaf.

— En mevrouw... wat zegt u van mijn partij?

— Paul, zei Adeline, zacht en verwijtend; ik was nu toch heus zo bang, dat Adolfine het zou merken...