Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/15

Deze pagina is proefgelezen

Zij aten heel goed, maar voor de familie wilden zij dat niet weten en zij zeiden altijd, dat zij zóo eenvoudig aten, dat zij nooit iemand onverwachts konden hebben. Daar zij nooit iemand inviteerden, bleef het geheim van hun lekkere tafel ongeschonden. Zij hadden een goede keukenmeid en Cateau reed haar goed na, zeggende, dat meneer zoo moeilijk was. Maar beiden smulden zij iedere dag. Aan tafel, beiden, hadden zij dan tegenover elkaar een blik van verstandhouding, dat het zoo lekker was — als genoten zij samen een vlijmende wellust. Zij dronken, zacht smakkende, een goed glas goede rode wijn. Aan het dessert had Karel dan een vurige kleur en Cateau knipte met de ogen, als gekieteld tot in haar merg. Stilzwijgend gingen zij beiden, de handen op de schoot gevouwen digereren om hun ronde tafel in hun huiskamer. Karel legde, voor het gezicht, dan de portefeuille van het leesgezelschap open. Nu en dan keken zij elkander aan, met weldoening bedenkende, dat Anna héel lekker gekookt had, die middag. Daar zij echter vonden, dat dit genot zondig was en vooral niet-Hollands, spraken ze nooit over hun genot en genoten stilzwijgend.

Zij berekenden, dat zij nog wel een goed uur konden digereren bij hun grote vulkachel en omdat zij niet hielden van de thee bij mama, dronken zij eerst een kop thee thuis. Om acht uur kwam Sientje zeggen, dat de coupé voor stond. Om de coupé niet nodeloos in de regen te laten staan en bederven, stonden zij dadelijk op, deden mantel en overjas aan en gingen. Of het paard nat werd, interesseerde hen minder, want het paard was een maandpaard, maar de coupé was hun eigendom.

 
 

II


Dorine van Lowe woonde alleen in een pension, terwijl de oude mevrouw Van Lowe toch een groot huis had in de Alexanderstraat. Al hun kennissen vonden dat vreemd en Dorine, een beetje verlegen, moest het altijd den kennissen uitleggen. Zij had niets liever gewild dan bij mama wonen en voor mama het huishouden doen en voor mama zorgen, mama bederven. Maar nadat zij eens, als meisje van twee-en-twintig, het huis was uitgegaan als zieke-oppasseres, had mama niet gewild, dat zij in huis terugkwam, toen zij zag, dat zij die roeping miste. En mama, die altijd zoo gaarne al haar kinderen om zich heen ver­zamelde — vroegen dan de kennissen. Ja, dat was zoo, antwoord­de Dorine: mama hield do! van haar kinderen, als een kloek, en toch mama was in haar groote huis nu liefst alleen; mama deed haar huishouding liefst alleen en zij zag op tegen logé's en tegen iemand over den vloer te hebben... Neen, het was maar beter, dat Dorine bleef in haar pension. Mama was nog zoo flink, bemoeide zich met alles, was van alles op de hoogte. Dorine zou