doorgezet, en vond zij, dat het toch niet zo heel moeilijk ging, en dacht zij, dat Henri het misschien wel aardig zou vinden, dat zij gekomen was onverwachts. Het was een lange rit, en zij was sedert jaren niet in Den Haag geweest, en kende de straten en pleinen niet meer, maar eindelijk hield de vigilante stil, en zij keek uit, terwijl Piet de bok afklom, belde, opende, haar hielp...
Ja, nu was zij er wel, en zij beefde hevig, nu de meid haar opendeed, en zij de gang binnenkwam. Nu was zij er wel... En zij kon nog niets zeggen, toen een deur in de gang openging, en Constance verbaasd, haar tegemoet kwam. Dat was de tweede maal, dat zij die vrouw nu zag...
— Mama...!!
— Ja... Ik ben maar eens gekomen, omdat Henri jarig was.
Zij wist — zij had wel begrepen — dat haar zoon niet gelukkig was met die vrouw, en zij voelde wel een teleurstelling, dat het niet Henri zelf was, die haar tegemoet kwam.
Maar de verwondering op Constance's gezicht trok op in een zacht blijde verrassing. Zij was heel gevoelig voor hartelijkheid, en zij begreep, dat het hartelijk was van die oude vrouw gekomen te zijn... die oude vrouw, die nooit reisde... die gekomen was met haar knecht.
— Wat zal Henri dàt lief van u vinden! zeide zij zacht, en haar ogen werden vochtig. Wat zal Henri dàt lief van u vinden... Hij is nu wel uit, met zijn fiets, maar hij komt gauw terug. Komt u binnen, doet u binnen uw mantel af; ik ben bang, dat het tocht, hier... Dag Piet... heb je mevrouw gebracht... Ga maar in de keuken, Piet... Kom binnen, mama... Wat zal Henri dàt aardig vinden... Hij zal wel heel gauw komen... En hier is mijn moeder, die is ook vanmorgen gekomen...
Zij leidde mevrouw Van der Welcke nu in de voorkamer, en daar stond de oude mevrouw Van Lowe... En nu Constance de deur sloot, zagen de beide oude dames elkaar en waren beiden heel zenuwachtig, en ook Constance voelde zich zo, trillen in haar leden. De oude dames zagen elkaar aan, en het was of de beide moeders elkaar vergeving, na vele en lange jaren, vroegen voor hun beide kinderen, met die lange, lange blik... Toen trad mevrouw Van Lowe toe, en stak de beide handen uit, en haar woord klonk heel eenvoudig:
— Nu ben ik toch blij... kennis met u te maken, mevrouw...
Ja, ze vroegen het elkaar, zonder dat zij het elkander zeiden, zij vroegen elkaar vergeving, voor wat hun twee kinderen, jaren, jaren geleden, tegenover elkaar en zich, en tegenover hun leven hadden misdaan. Zij vroegen het elkaar met de onuitsprekelijke zachtheid van twee hele oude vrouwen, die hun kinderen, wat hun jaren ook zijn, nog altijd als kinderen, als haar kinderen beschouwden. Zij vroegen het elkaar zonder woorden, met een blik en een handdruk, en Constance begreep zó, dat zij het