Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/165

Deze pagina is proefgelezen

De bijnaam bereikte Herman Ruyvenaer, de jongste zoon van oom en tante, een magere kleine bruine sinjo van vijftien, en hij vertelde van de bijnaam thuis aan zijn zusters, Toetie, Dot, Pop.

— Allah, toch te èrrg, zeiden de meisjes.

— Toch schandà-ligh van die kinderen, mama; hoor toch eens...

— Ach neènn... ik geloof niet, zei tante Ruyvenaer, toen zij hoorde. Praatjes, sègh, kassian Constàns.

Maar Ruyvenaer zeide haar, dat het zo was.

— Maar hoe weet jij?

— Van Adolfine zelf.

— Ach wàt, zij is toch niet bij gheweest...?? Kassian toch, dat kind, en die moeder.

En tante Lot en de meisjes geloofden niet, verontwaardigd, en tante noemde haar man: ouwe wijf! Maar de bijnaam was dikwijls op de lippen van de jonge neven en nichtjes en van hun kennissen, en op school. Eens meende Addy een jongen hem te horen uitschelden:

— Italiaan!

Hij begreep niet, eigende zich zelfs het woord niet toe, en liep door... Eens echter met de jongens Van Saetzema fietsende, langs de Wassenaarse weg, maakte hij zich kwaad, omdat Jaap met alle geweld een kat poogde te overrijden.

— Laat het beest nu met rust! riep Addy uit, woedend; of ik sla je op je smoel!

— Zo? raasde Jaap op. Zou jij dat doen... Italiaan?

Addy begreep nog niet. Maar het was of hij de naam zich herinnerde nog eens te hebben gehoord: hij kon zich zo gauw niet herinneren dat van die ene jongen...

— Waarom zeg je Italiaan? vroeg hij.

De andere jongens waren geschrokken, trokken Jaap aan zijn mouw.

— Dat komt er niet op aan! bromde Jaap, in de war. Jij zegt wel, dat je mij op mijn smoel wilt slaan...

Maar Addy, in een flits, herinnerde zich nu de jongen, en de roep door de straat bij school:

— Italiaan!

— Zeg op! riep hij. Waarom noem je me Italiaan?

Chris en Piet smoesden.

— Zanik nou niet... hij zegt maar wat...

— Maar waarom Italiaan?

— Om niks... om niks.

— Jawel... ik wil het weten...!

— Maak je nou niet razend... om niks...

— Zeg op! riep Addy, rood.

En hij vloog Jaap naar de keel.