— Zeg nu eens, Addy, waarom heb je gevochten met Jaap.
— Om een jongensreden, mama... om niets... heus, om niets... Om een kat, die Jaap plaagde... en dat kan ik niet velen... Geef mij een zoen, mama.
Hij kuste zijn moeder heel innig, omhelsde haar in zijn krampende armen... Hij zou haar alles vergeven hebben, als het waarlijk zo geweest was... als hij geweest was... de zoon van een Italiaan... maar het zou hem een eeuwig leed zijn geweest... als zijn vader niet zijn vader geweest ware.
X
Hoewel Van der Welcke zich ter wille van mama Van Lowe Zondag-avond had ingehouden, was hij zeer getroffen door Addy's verdriet, en door wat men, geniepig, in Den Haag, van hen scheen te kwaadspreken, zodat hij de volgende morgen naar het Departement van Justitie ging, en Van Saetzema te spreken vroeg, en hem ronduit verzocht, zijn zoon Jaap over zijn nijdige laster te bestraffen. Van Saetzema, in de war, door Van der Welcke's hoog en beslist optreden, stotterde dik, sprak thuis met Adolfine, droeg de zaak over aan zijn vrouw, die wel tegen Jaap te keer ging, dat hij zo dom was geweest, maar tevens dagen lang in huis een drukke emotie over het incident verwekte, emotie, die tot de Van Naghels, de Ruyvenaers, Karel en Cateau, Gerrit en Adeline, Paul en Dorine doordrong, zodat ieder er over sprak, en wist van het voorval, behalve mama Van Lowe, die men altijd spaarde, en Constance zelf... Van der Welcke een paar dagen later, vroeg nog eens aan Van Saetzema, of hij Jaap zijn onbehoorlijkheid goed onder het oog had gebracht, en toen hij in Van Saetzema's dik gestotter een zekere, alles maar wegwissende vaagheid opmerkte, werd Van der Welcke — van natuur opvliegend — kwaad, en zei dat hij het Jaap dan zelf wel zeggen zou... En waarlijk op die avond — drie dagen na de bewuste Zondag — ging Van der Welcke naar de Van Saetzema's, was heel beleefd tegen Adolfine en haar man, maar zei Jaap in de presentie zijner ouders, dat, als hij het nog eens waagde lasterlijke toespelingen tegen Addy te zeggen, hij, zijn oom Van der Welcke, hem een pak ransel zou geven, dat hem zijn hele leven zou heugen. Van Saetzema werd in de war; niet gewend aan zulke rondheid, stotterde hij dik, onhandig blubberende met zijn verzoenende woorden, en Adolfine zei Van der Welcke, dat zij wel zelf haar kinderen zou bestraffen, als zij dat nodig vond... Van der Welcke wist echter koel en beleefd te blijven tegen de ouders, maar herhaalde Jaap, dat hij wist waar het op stond. En de hele familie, spoedig, wist, dat Van der Welcke bij de Van Saetzema's geweest was, en Jaap had gedreigd — en zij hadden er allen hun mening over... Alleen mama