of hij iets terugvond van zijn zoon, maar hij voelde hem ook heel ver van zich staan, zonder liefde — en vreze Gods.
Van der Welcke sprak door... En als vanzelf, in deze biecht en bekentenis van zijn leven en zijn gedachten en gevoelens, vertelde hij, dat Addy getwist en gevochten had met zijn neef, van de praatjes in hun kring, en van het verdriet, dat zijn kind geleden had. Vanzelf vertelde hij toen de weifeling, de strijd, de radeloosheid van Constance en van hemzelf, die hun kind zagen vertreuren in dat verdriet. En als geleidelijkweg, vanzelf, bekende Van der Welcke eenvoudig, dat hij met zijn zoon gesproken had als met een man en zijn zoon de waarheid gezegd had, omtrent het verleden zijner beide ouders — opdat hij sterk kon staan, vooral, tegenover de laster der nijdige mensen.
De oude man, rokende rustig, had rustig aangehoord, maar blij te luisteren naar de vertellende stem van zijn zoon. Wat zijn zoon hem eerst had verteld, was hem vreemd: gedachte, gevoelen, ervaring uit een leven heel vreemd, en geheel van het zijne verschillend. Maar wat nu zijn zoon hem vertelde, deed hem weifelen of hij goed had gehoord.
— Wat zeg je, zeide hij, menende, dat hij hardhorig was.
Van der Welcke herhaalde.
— Je hebt... verteld aan Adriaan... je verleden... van Rome en van De Staffelaer... — Ik heb, zonder in onnodige détails te vervallen, en met eerbied voor zijn jeugd, hem de waarheid, de gehele waarheid gezegd, ja. Hij had verdriet, het kind, had leed, omdat hij niet wist, en sedert lijdt hij niet meer...
De oude man schudde het hoofd, legde neer zijn pijp.
— Ik begrijp je niet, zeide hij. Of ik hoor je verkeerd. Je hebt... aan Adriaan... verteld...
Van der Welcke herhaalde, zacht glimlachend, ziende zijn vaders verbazing.
De oude man begreep, dat hij zuiver gehoord had. Maar hij was zo geschokt, dat hij niet spreken kon.
Eerst de volgende dag, vroeg hij:
— Hoe heb je dat aan Adriaan kunnen zeggen?
— Eenvoudigweg, zei Van der Welcke.
— Eenvoudigweg... herhaalde de oude man.
En die avond eerst, terugkomende op wat hem in een nooit gevoelde verbazing bezig hield uur aan uur, in die gesprekken met zijn zoon, vond hij meer woorden, zeide hij:
— Neen, ik begrijp dat niet... Ik begrijp je niet, Henri. Ik voel, dat er wel tussen ons heen een heel, heel diepe kloof is. Ik voel wel, dat er in je noch liefde -, noch vreze Gods is. Dat geheel en al in je leven, met je vrouw, met je kind, ontbreekt een godsdienstige richting. Het maakt me diep bedroefd. Zo had ik het me niet gedacht. Ik had nog wel gedacht, dat je iedere dag God vergeving zou vragen voor wat je eens hebt