Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/194

Deze pagina is proefgelezen

Constance's wimpers trilden, haar lippen trokken dun. Zij had gaarne een voorwendsel gezocht, niet thuis gegeven, maar zij wilde het niet doen voor de meid.

— Goed, Truitje, laat mevrouw boven...

Adolfine, luidruchtig, vrolijk doende, kwam de trap op.

— Zo dag, Constance, hoe gaat het toch... We zien je bijna nooit meer. Zeg, ben je ziek geweest.

— Neen.

— Je ziet er slecht uit... Waarom zit je zo in den donker?

— Donker...

— Ja, ik zou het benauwd krijgen in zo een licht... Maar het is waar, het zijn die bomen hierover... die maken het zo donker... Je hebt toch een somber huis, hoor... Je man en je jongen zijn nog niet terug...

— Neen...

— Zeg, waarom ben je niet met ze mee...

— Om geen bizondere reden...

— Het zijn stijve mensen, geloof ik, die twee ouwe-lui van je man, hè Wat doe je toch...

— Ik ruim mijn kast op.

— Je moest liever eens gaan wandelen: je ziet zo bleek.

— Mijn gezondheid is toch heel goed.

— Ik kom je vragen of je overmorgen op een diner bij me komt. Maar je moet je mooi maken. Veertien mensen. Mijn eerste diner. Nog een zomerdiner. We hebben zo vreeslijk veel kennissen, ik begin altijd met mijn diners heel vroeg. Zie je, het is bij mij maar gewoon. Maar gezellig. Bertha begint niet vóór Januari. Maar die meet alles zo af. Ik hou er van de dingen royaal te doen. Dus dat is afgesproken, niet waar?

— Het spijt me. Adolfine, maar hoewel ik je invitatie heel lief vind, zal ik niet kunnen komen.

— Waarom niet?

— Ik ken je kennissen niet... En ik heb geen pleizier in uitgaan.

— Zo, vroeg Adolfine gepiqueerd. Mijn kennissen zijn je zeker niet chic genoeg, hè? Laat mij je anders zeggen, dat ik heb: de Hijdrechts, de Erkenbouts...

— Ik zeg niets van je kennissen, maar ik heb geen pleizier in diners.

— En je geeft ze zelf.

— Ik?

— Ja, en verleden nog heb ik het zelf gezien.

— Ik geef geen diners. Ik heb nu en dan Van Vreeswijck ten eten.

— Ten eten... met roze kaarsjes?

— Met roze kaarsjes.

— Nu goed dan, als je niet komen wilt, ieder is vrij te doen wat hij wil...