gekritizeerd, geridiculiseerd, gediffameerd worden, riep hij razend, stampende met zijn voet; als jij niet in Holland terug had willen komen!
— Was ik het alleen?
— Nu goed dan! gaf hij toe, zich niet meer meester; dan was ik het ook. Maar stòm zijn we dan beiden geweest, om terug te komen in dit ellendige land, tussen die ellendige mensen!
— Ik heb ze niet nodig... ik verlangde alleen naar mijn familie.
— Naar je familie... De Saetzema's, waar we al gebrouilleerd mee zijn, ook al groeten we elkaar nog bij mama. De Van Naghels, die niets voor ons doen... wil je zo leven, voor je kind, in Holland, hier, obscuurweg, altijd op je Kerkhoflaan, in je huis, in je kamers... met niemand dan Vreeswijck, die ons de genade aandoet eens te komen dineren! Wie hebben wij, wie komt er bij ons, bij wie zijn wij enigszins in tel!
— Ik verlangde alleen naar de sympathie van mijn familie!
— En wil je met die sympathie, die al heel betwijfelbaar is, hier blijven wonen, zo... zo obscuur... als je je kind later zijn carrière wil laten volgen. Ha, ha, hij zal er mooi komen, zo... Denk je, dat hij er alleen met examens komt? Neen, hij komt er met relaties, dat is nu eenmaal zo, nog meer dan met mooie examens... En je wil hem zo, later, in de diplomatie laten gaan, terwijl zijn vader en zijn moeder zich hier verdommen op de Kerkhoflaan! Nu dan... laat hem boèr worden: de toekomst behoort toch aan het plebs... Goed, het is dan ons beider schuld. Ons beider stomme schuld. Maar is het dan mijn schuld, jouw schuld is het ook... Heb je ooit iets gedaan om een stap verder te komen? Ik, tenminste in mijn eigen, ik had nog gerekend op de Van Naghels, ik dacht: mijn zwager heeft veel relaties, we zullen bij hem aan huis komen, persoonlijk kan het mij niet schelen... maar het is goed, later, voor mijn jongen.
— Zo? En heb jij zelf geen relaties? Hebben je ouders geen relaties?... Al je oude vrienden van de Plaats... Wie van ze komt hier, wie van ze heeft, behalve Vreeswijck, de eenvoudige beleefdheid gehad, je vrouw de minste visite te maken? Niemand, niemand! gilde zij uit. Niet, dat ik er naar verlang, evenmin als jij verlangt bij Van Naghel te dineren, maar als je dan zo gesteld bent op relaties, terwille van onze zoon later... had dan ook wat anders gedaan, dan Den Haag en Scheveningen rond te fietsen — had dan je vroegere kennissen aan het verstand gebracht, dat als ze zich verwaardigen je te kennen in dat heilige mysterie van jullie Plaats... het, minstens genomen, eenvoudig beleefd zou geweest zijn je vrouw en jezelf ook op te zoeken in hun woning, je vrouw niet te blijven niëren, alsof ze nog je maitresse was...
— Dat blijft, dat blijft altijd zo! riep hij onmachtig, razend, bijna tot huilens toe. Er zal nooit iets aan te veranderen zijn, al zijn we zestig, al zijn we tachtig!