Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/219

Deze pagina is proefgelezen

— Ja, ja... ik ken je wel... ik herken je wel... dag Van Naghel.

— Dag tante...

— Dag Toetie... Ja, ja... ik ken je wel... je bent Toetie, de vrouw van Van Naghel... En dàt, wie is dat ook weer?

— Dat is mijn meisje, tante... Marianne. En ik ben Bertha...

— O ja... Dat is Emilietje! schreeuwde tante Tien, in een plotselinge, nog niet volkomen helderheid, aan het oor van tante Rien. Dat is het dochtertje van Toetie... Emie... liètje?

— Neen tante, Emilie is getrouwd!

— Wat zeg je... Is ze dood?

— Neen... schreeuwde tante Tien. Floortje... Floortje is getrouwd! Maar dàt is Emiliètje.

— O, zo... nu dag dan... Emilietje...

Een glimlach hier en daar vèrhelderde de sombere gelaatstrekken. De tantes herkenden nooit goed, waren altijd een beetje in de war, tussen zo heel veel neven en nichten, geslachten, die na waren gekomen. En men deed meestal niet langer dan een ogenblik moeite haar de ware namen in het geheugen te brengen. Koppig als heel oude mensen, bleven zij vasthouden aan haar verwarringen van geslachten, personen, namen...

Constance, naast Paul, zag naar Bertha. Telkens weer had zij Paul gevraagd:

— Laat het mij lezen! als in een nieuwsgierige obsessie zich te dompelen in dat, wat zij op dit ogenblik haar eigen schande noemde — vooral omdat ze gedrukt was, die schande. En Paul telkens had haar gezegd. nerveus hard:

— Neen, neen Constance... lees het niet!

Nu, aan Van Naghel, aan Bertha, Marianne, zag Constance... dat zij wisten en hadden gelezen. Zij groetten haar alle drie heel koel.

Van Naghel, dadelijk, werd door mama Van Lowe aan een tafeltje gevraagd. De oude vrouw, als Constance, had niets gelezen, wist niets zeker, maar een enkel woord, hier en daar opgevangen, had haar verontrust, geïntrigeerd, en zij voelde zich diep ongelukkig, als om in tranen uit te barsten. In haar kinderen — als voor het eerst — lette zij op iets vreemd hards, in die nerveuze opwindingen van die avond, die zich wel dadelijk susten en glad streken als zij naderde, maar die iets onbehagelijks nalieten, van een disharmonie, die zij niet begreep. Was het... om dat schandalige blad? Of keurden... zij af, dat Constance op Bertha's jour was geweest? Zij wist het niet, de oude vrouw, maar nooit was nog een Zondagavond zo weinig gemakkelijk voorbijgegaan, en toch, wat was er? Een artikel — een visite... Een artikel... een visite... Zij poogde, als in een wanhoop, die dingen klein te vinden, nietigheden, niets, maar het ging niet: de visite-kwestie was heel gewichtig: bepaald een blunder van Constance, en het artikel... O, God, het artikel... dat