zicht, en zij sidderde als in een koorts. Zij poogde haar best te doen, te praten als ware zij maar een jaar afwezig geweest. Maar het ging niet. In deze kamers was zij niet meer terug gekomen, sedert zij, nu twintig jaar geleden. De Staffelaer had getrouwd, de minister-resident te Rome... Sedert, te Rome, was er veel gebeurd, o zo veel! Haar leven was er gebeurd, haar leven van fout op fout. Zij kòn niet gewoon praten nu. Zij zag zich hier, twintig jaar geleden, terugkomende van de kerk, in haar witte japon, zij zag haar vader, gestorven nu; zij zag De Staffelaer; zij zag zich, verkleed in haar reistoilet, afscheid nemen, weggaan met De Staffelaer... Sedert, sedert was zij hier niet meer geweest! Sedert was haar vader gestorven! Sedert had zij haar lieve moeder maar twee maal gezien, even, te Brussel. 0, sedert...! Sedert waren al haar broers en zusters vreemden voor haar geworden, en zij een vreemde, zelf nooit in Holland, altijd ver, altijd vreemd... Nu, nu was zij terug!... Was het dan mogelijk! Was het een droom...!
Van Naghel begroette haar, de minister, haar zwager.
— Het doet ons veel genoegen je in Den Haag te zien. Constance.
— Merci, Van Naghel!
— En zullen we gauw kennis maken met Van der Welcke?
Er was in zijn woorden als een dwingen van de toestand, ter wille van mama Van Lowe.
— Hij heeft nog enige zaken in Brussel te doen... Hij komt over een week.
Het was heel moeilijk door te praten: hij zweeg dus.
— En een van je meisjes is geëngageerd? vroeg zij, met tact het gesprek afwendende van zichzelf.
— Ja... Emilie. Emilie! wenkte hij.
Emilie kwam, voerde Van Raven mee.
— Tante, mag ik mijn aanstaande presenteren...
— Van Raven.., zij bood haar hand. Veel geluk, Emilie...
— Dank u, tante...
— En dan nóg een bruiloft in het verschiet! zei mama. Floortje met Dijkerhof...
En zij wenkte Floortje, die Dijkerhof presenteerde.
Intussen probeerden de leden der familie gewoon te doen. Zij spraken onder elkaar, als in conversatie. Oom Ruyvenaer arrangeerde de partijtjes aan de speeltafels.
— Karel, Toetie, Louise, Gerrit... Bertha, Cateau, Van Saetzema, Ernst...
Zijn stem kommandeerde de troepen... Het jongere geslacht zou in de serre aan een lange tafel spelen een allegaar...
Constance lachte zacht.
— Wat zijn wij velen... op uw Zondag, mama!
Wat zijn wij velen: het woord had een bizondere bekoring voor haar...