Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/222

Deze pagina is proefgelezen

— Bertha, ik heb er niet naar gevraagd mij te pousseren.

— Wie dwingt je dan?

— Wie mij dwingt? — en het was, of Constance zocht. Wie anders, dan jullie, jullie allen...

— Wees niet onredelijk, Constance...

— Wat heb ik anders verlangd dan hier in Den Haag kalm te komen leven...? Jullie allen... mijn broers, mijn zusters, jullie kinderen terug te zien, zonder er enigszins aan te denken mij te pousseren. Wie heeft het eerst van pousseren gesproken?... Jullie... Je man, Bertha...

— Constance!

— Wie heeft het eerst gesproken... van het Hof? Adolfine, Bertha.

— Ik bid je, Constance.

— Ik dacht er niet aan, Bertha, mij te laten presenteren aan het Hof... maar nu zal ik dat doen, zodra er zich een gelegenheid aanbiedt.

— Constance! — Bertha wrong de handen. Het is onmogelijk!

— Jawel... het is wèl mogelijk, en ik doe het.

— Constance... hoe kàn je de opinie van de mensen zo willen braveren!

— Door die mensen zelf!

— Ik begrijp niet, Constance... Al mijn kennissen...

— Juist, door je kennissen.

— Al onze familie...

— Door onze familie.

— Ik bid je, Constance... Ik begrijp je niet. Ik weet niet, wat je zeggen wilt. Maar bezin je, bezin je. Je maakt jezelf niet alleen onmogelijk, maar je maakt ons onmogelijk: mijn man, mijn huis, onze positie, onze kinderen...

— Onzin!

— Geen onzin, Constance... Wil je hebben, dat ik er berouw van krijg, dat we mama toe hebben gegeven in haar verlangen je hier weer te zien, bij haar, en in ons midden...

— Neen, Bertha, maar ik kàn niet langer — om de mensen, om de familie — blijven in dezelfde obscure hoek... als ik jaren in Brussel gebleven ben, door jullie allen genieerd als een schande. Ik kan het niet meer, Bertha... Ik kan het niet meer... Voor mijzelf zou ik het nog kunnen... maar ik kan het niet... voor mijn zoon.

— Hij is nog een kind.

— Hij wordt iedere dag ouder... Ik zie, Bertha, dat ik, of weg had moeten blijven van jullie allen, zonder gevolg te geven aan mijn nederige verlangens en kleine eisen, óf... mij ogenblikkelijk had moeten rehabiliteren in de ogen van geheel Den Haag.

— Constance.

— Maar te laat is het nog niet. Te laat is het nog niet...