Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/249

Deze pagina is proefgelezen

 

— Ik zal hem verliezen... later... als hij een man is... Ik voel, dat ik hem verliezen zal...

Het maakte haar heel week, en zij begon te schreien...

Hij knielde bij haar neer, en met een strenge stem verbood hij haar zo zenuwachtig te zijn, te huilen om niets...

Zij vond het een zaligheid zo door hem verboden te worden... En zij dacht:

— Ik zal hem verliezen... als hij een man is... O, laat me dankbaar zijn, dat ik hem nog heb...

Toen, moe, ging zij slapen; en hij liet haar alleen, denkend:

— Zij voelen beiden hetzelfde!

 
 

V


Als een tiran wilde zij zich meester maken van haar zoon, zodat Van der Welcke heel jaloers was. Het was Woensdagmiddag.

— Ga je met me mee naar Oma?

— Ik heb papa beloofd te fietsen...

— Je hebt zeven weken met papa kunnen fietsen!

— Ik heb hem gisteren beloofd een grote toer te maken.

Zij was boos, beledigd.

— De eerste dag, dat ik weer thuis ben...! begon zij.

Hij omhelsde haar, met heel kleine zoentjes poogde hij haar boosheid te stillen.

— Ik heb beloofd! zei hij. We gaan niet veel samen fietsen, want ik ben meestal op school. Vanavond ben ik van u... Wees nu verstandig en lief, en niet zo boos.

Zij probeerde redelijk te zijn maar het kostte haar veel. Zij ging alleen naar mevrouw Van Lowe. In de corridor zag zij een paar parapluies staan.

— Wie zijn er bij mevrouw? vroeg zij de meid.

— Mevrouw Van Naghel en mevrouw Van Saetzema.

Zij aarzelde. Zij had na die verschrikkelijke Zondag-avond haar zusters niet meer gezien. Vijf dagen later was zij op reis gegaan. Maar zij wilde haar tonen...

Zij ging naar boven... Er was niet meer in haar stap de bedeesdheid, waarmee zij die trap nu tien maanden geleden was opgegaan, voor de eerste keer komende terug tussen de haren. Zij wilde niet arrogant doen, maar zij wilde ook niet bedeesd zijn. Zij trad binnen met een glimlach.

— Mama! riep zij vrolijk, omhelsde de oude vrouw.

Mevrouw Van Lowe was verrast.

— Mijn kind! — zij beefde — Mijn kind! Ben je terug! Ben je weer terug! Wat ben je lang op reis geweest!

— Ik amuseerde me ook heel goed. Dag Bertha... Dag Adolfine...