Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/250

Deze pagina is proefgelezen

Zij bood geen hand maar groette gewoon, bijna vriendelijk, om de oude vrouw, die angstig naar haar drie dochters keek. Bertha en Adolfine groetten Constance terug. Natuurlijkweg maakte zij zich meester van het gesprek, vertelde van Nice. Zij probeerde zonder te blagueren natuurlijkweg te spreken, maar ondanks zichzelf klonk er een triumf in haar stem.

— Ja... ik had behoefte eens wat te reizen... Niet lief geen afscheid te nemen, hè, mamaatje... Ja, u ziet Constance doet nu en dan wel eens anders dan een ander... Ik heb het heel aardig gehad in Nice... full season, mooi weer.

— Was je er niet alleen?

— Neen, want ik heb dadelijk in het hôtel kennissen uit Rome ontmoet...

Zij meende, dat Bertha schrikte, knipte met de ogen, afkeurde, dat zij dòrst spreken van Rome. En zij juichte er om, dat zij het deed, natuurlijkweg... En zij vond het heerlijk Adolfine te verblinden met een verhaal van chique kennissen, heel natuurlijk gedaan.

— Kennissen uit Rome. Comte en comtesse d'Azigny, de vroegere Franse ambassadeur, die wij indertijd in Rome gekend hebben... Zij herkenden mij dadelijk en waren heel beleefd, en door hen ben ik geweest op een prachtig bal bij de duc de Rivoli... En, moesje, hier is het portret van je dochter in baltoilet.

Zij toonde het portret, er in genietende het bijna te mooi gedane portret te geven alleen aan mama, niet aan haar zusters, en het toch haar te tonen. Zij beschreef haar japon, beschreef het bal, een ietsje nu blaguerende, dat de partijen in het buitenland toch altijd veel grootser waren dan dat mensen-zien in Holland, steeds pratende met mama, en in haar even ijdele woorden toonde zij diepe minachting voor de diners en soirées van Bertha. voor de "avondjes" van Adolfine...

— Alles is hier zo op kleine schaal, blagueerde zij. Daar is het dadelijk een suite van twaalf kamers, alles met electrisch licht... of wat nog mooier is, alles met waskaarsen... Ja, daar zijn die mondainiteitjes van Den Haag een duf troepje bij.

Zij had een lachje van minachting om haar zusters te ergeren, terwijl mama Van Lowe, altijd geïnteresseerd in beschrijving van wereldse grootheid, de minachting niet oplette, en al blij was, dat de zusters gewoon waren met elkaar. En nu vertelde Constance ook, dat het thuis zo goed was gegaan, dat Truitje voor alles gezorgd had, ook al was zij, alles behalve als een Hollandse huisvrouw, er eens van door geweest. Toen wendde zij zich met een paar onverschillige zinnetjes tot haar zusters, en zij antwoordden haar bijna vriendelijk, uit reverentie voor mama...

Adolfine, het eerst, ging weg, briesende om Constance's onuitstaanbare toon, om al de blague van die grootheid uit