En Constance, opstaande, wilde gaan.
Brauws hield haar tegen.
— Mevrouw, zei hij haastig. Hans heeft me ten eten gevraagd.
— En u wou niet...
— Ja maar, ik ben zo een beer. Wees niet boos, en laat Hans ook niet boos zijn, en laat mij maar eens komen eten.
— U inviteert dus uzelf.
— Ja...
— Heel goed: wij zullen het heel gezellig vinden u aan onze tafel te zien. Wanneer wilt u?
— Wanneer u wilt.
— Morgen.
— Heel graag.
— Wilt u alleen komen, of wil ik Van Vreeswijck er bij vragen.
— Ja, zeker... Van Vreeswijck.
— En verder niemand.
— Neen, niemand... Maar ik schrijf u de wet niet voor.
— Maar waarom niet, in dit geval ...
Van der Welcke stormde de trappen af; Addy volgde.
— Dat is aardig van je, Max! En laat eens de kachel zien... Dat is een goeie! En dat is mijn jongen... Addy, eet gauw een boterham, dan stoken wij je naar hok!
Addy lachte; staande at hij zijn boterham rustig.
— Ik heb nog de tijd...
— Des te beter... dan stoken wij je eerst wat om... Vlug, vlug, neem je boterham maar mee.
Hij liep als een dolle door kamer en vestibule, zocht zijn hoed, vond hem niet, holde naar boven, deed Truitje het hele huis door naar zijn handschoenen zoeken; veroorzaakte een waaiende tocht door het hele huis. Eindelijk was hij klaar.
— Als ik maar met je kachel terecht kan... Doek-doek-doek-doek... doek-doek-doek-doek... Dag Constance...
Hij duwde Addy voort, deed hem de "kachel" beklimmen, zette zich.
— Vooruit dan, Brauws!
— Adieu mevrouw, dus tot morgen!
Hij haastte zich naar buiten. Constance zag uit het raam: zij stookten weg, Addy tussen hen in, die haar toewuifde terwijl Brauws aan Van der Welcke, te vlug, te woest, te dol, het systeem van de "kachel" wees, en hem klaarduidelijk vroeg wat voorzichtig te zijn...
X
Constance had Van Vreeswijck eerst zeer laat kunnen inviteeren, en hij was verhinderd, zoodat Brauws geheel alleen was