horen spreken over de Vrede — over iets, waar ik eigenlijk nooit over had nagedacht, al had ik het woord wel zo nu en dan vaag om mij heen gehoord — toen hebben uw woorden waarlijk iets... als een nieuw belang voor mij opgeroepen — en ik heb met aandacht en sympathie geluisterd... en daarna wel eens over dat woord nagedacht. En nu u ons vertelt, dat u in Amerika gewoon arbeider is geweest, interesseert het mij bizonder hoe u gekomen is tot een leven, dat zo geheel verschilt van dat van de mannen van mijn kring, en als het nu niet indiscreet is... zou ik willen vragen, als een gunst: spreek mij over uzelf, en leg mij uit, wat tot nog toe een heel curieus raadsel voor mij is...
Het eenvoudige, huislijke maal was gedaan, en zij gingen in de salon.
— Mag ik blijven, mama? vroeg Addy, die als er een vreemde was, nooit mee ging naar de salon.
Zij lachte, en Van der Welcke zei:
— Je ziet, mijn jongen is ook al geïntrigeerd.
— Onze aanstaande diplomaat! lachte Brauws met zijn zachte schater. Wel mevrouw... mag hij blijven ... of niet?
— Zeer zeker mag hij blijven!
— Is u niet bang, dat de ideeën van... een arbeider hem zullen bederven?
— O, mijn jongen is niet te bederven! zeide zij, het hoofd hoog, met moederlijke trots en om Addy's schouder haar arm slaande...
— En door dat te zeggen, maakt u hem ook niet ijdel?
— Mijn jongen is niet ijdel te maken, ging zij een beetje blaguerend, trots— moederlijk voort.
— Dus hij mag blijven? vroeg Brauws.
— Hij mag blijven
— Nu, dàn zal ik van mij nog maar vertellen.
— Dan alleen?
— U geeft me een bewijs van vertrouwen, en ik zou bijna zeggen van sympathie.
Van der Welcke pakte zijn vriend bij de schouders.
— Beste Max, je beweert, dat je niet met "dames" kan praten, maar je staat als een eerste hofmaker, complimentjes te zeggen tegen mijn vrouw. Dat is nu allemaal overbodig, hoor; hier heb je een kop koffie, ga nu eens rustig zitten in een gemakkelijke stoel, meneer de mijnwerker, en vertel nu eens aan je dolle Hans... hoe jij nog doller bent geworden in Amerika dan hij.
Maar klaarblijkelijk zocht Brauws nog altijd naar uitvluchten als was het hem onmogelijk aan deze mensen, die hem toch zo vriendschappelijk ontvingen, zijn vroeger leven te verklaren, en eindelijk wist hij nog ten halve zich te onttrekken aan de drang van hun nieuwsgierigheid, door te zeggen:
— Maar ik kan u dat onmogelijk in een geregeld verhaal vertellen... misschien langzamerhand, als ik u wat langer ken,