Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/292

Deze pagina is proefgelezen

— Maar ik kom heel gaarne, mevrouw.

Zij had de laatste tijd opgemerkt, dat hij heel druk met Marianne was, en bijna was zij hier blij om.

Het was aan tafel heel vrolijk, en Brauws, zich natuurlijk voelende, vertelde van Amerika, hoe hij, vóor op een electrische tram, had gestaan in weer en wind, als wattman...

— Constance, zei Paul. Alle sociale elementen zijn vanavond verenigd aan je tafel...! Heb je het expres zo uitgesproken? Van Vreeswijck vertegenwoordigt de hofaristocratie; je man, we zullen maar zeggen, de plattelands-aristocratie, ik kan voor hem niets anders vinden; Gerrit het militarisme, Brauws de werkmansstand, ik de bourgois en kapitalist pur sang, en je jongen, de toekomst, het mysterie! De dames zijn minder geschakeerd: een volgende keer schakeer je de dames ...

— En meneer Brauws, vroeg Marianne opeens; waarom is u nu geen wattman meer?

— Freule, om u dat te vertellen, zou ik u een paar uur over mijzelf moeten bezig houden, en u zou mijn explicatie niet interessant vinden...

— Jawel! zei Marianne, moedwillig. Als u wattman gebleven was, zou uw leven mij niet interesseren. Nu u afstand heeft gedaan van uw werkmansstand, en met ons pâté eet en champagne drinkt, interesseert het me wel. Want nu stel ik juist belang in die evolutie...

— Marianne! waarschuwde Paul. Niet zo "fast" kindje, je bent een jong meisje, en over die kwestie mag je niet meespreken. En je zou maken, dat meneer Brauws geen hap meer durfde nemen...

Brauws was zichtbaar ontstemd, en Constance fluisterde:

— Marianne... spreek zo niet...

— Maar tante...

— Neen kind, doe het niet: spreek zo niet...

— Zeg ik dan àltijd tactloze dingen?

— Neen, maar... als je op die punten aandringt, zal je heus maken, dat Brauws nooit meer zal willen komen aan huis bij mensen als wij.

— Die pâté eten...

— Stil, Marianne!

— Oom...

— Wat is er?

— Vindt u het niet dol? Werkman te worden en er mee uit te scheiden... waarom, ja waarom. Als je het worden wil, blijf het dan! Heeft u sympathie voor zulke ideeën, die tot niets leiden?

— Ik heb voor hem veel vriendschap, Marianne.

— Maar voor zijn ideeën?

— Neen, hij is maniak. Hij is gek op dat punt. Geweest.

— Juist, geweest.