— Ja — ja — ja —! lachte zij, en de klokjes klingelden vrolijk hoog uit, als schelle zilveren belletjes. Oompje, ik drink er op.
— Waarop?
— Op onze kleine... sympathie.
— Op de onze...
Hun kelken stootten elkaar, een kristallijnen klankje. Zij dronken.
— Waarop drinken jullie? vroeg Paul.
Zij legde de vingers tegen haar kleine mondje. Zij zag er stralende uit, zodat zij heel mooi was, met haar opgewonden ogen. Zij voelde, dat Brauws naar haar keek, en zij voelde dat Brauws nog boos was. En coquet in haar geluk, tegen Brauws, tegen Paul, tegen Van der Welcke murmelde zij met een ondeugende gratie:
— Dat is ons geheim... Van oom en mij...
— Een geheim? vroeg Van Vreeswijck.
Zij lachte, de klokjes klingelden vrolijk hoog.
— En u, zei ze tegen Van Vreeswijck moedwillig: u mag het geheim helemaàl niet weten...
XVII
De heren waren blijven roken aan tafel; Constance was met Adeline en Marianne in de salon gegaan.
— Tante Constance, zei Marianne; u ziet er vanavond zo gelukkig uit: vindt u ook niet, tante Adeline? Zeg mij eens waarom?
Zij zag er zelf uit, het jonge meisje, stralende als van een zichtbare glans: een glorie lichtte uit haar dartele ogen.
— Ja, zei het eenvoudige blonde vrouwtje; tante ziet er goed uit.
— Dat komt, omdat ik het zo prettig vind, jullie bij me te hebben...
Marianne, met haar gewoonte van liefkozing, knielde bij haar neer.
— Zo lief is ze, niet waar, tante Adeline? Zeg, tante Adeline is ze geen dot? Zo lief, zo hartelijk, zo gezellig... Ik hou tegenwoordig... dòl van tante Constance.
En zij omhelse Constance onstuimig.
— Ja, zei Adeline; ik hou ook heel veel van je...
En zij nam Constance's hand: zij was een heel zacht, eenvoudig, blond vrouwtje, het stille gehoorzame vrouwtje van haar grote, luidruchtige Gerrit, het moedertje van zijn kinderen, en in de familie vond men haar onbeduidend en vervelend. Omdat Constance dadelijk haar sympathie had gezocht, prijs had op die sympathie gesteld, was zij, als het ware, ver-