— Ik heb pijn, kreunde Emilie.
De meid zag haar deelnemend aan.
— De smeerlap! zei zij. Heeft die je geslagen, mijn arm kindje...
— Leentje, ik wil niet hebben, dat je zo spreekt! zei Louise.
— En ik zal het hem in zijn gezicht zeggen... dat die een smeerlap is, herhaalde de oude meid hardnekkig.
Zij knielde bij Emilie, opende haar blouse, masseerde haar zacht de borst...
— De smeerlap! herhaalde zij.
De zusters lieten haar... Zij waren stil, alle drie, de kamer overhoop, Emilie weer neergevallen op de kleren van Marianne...
De oude meid was opgestaan, ruimde de kamer wat.
— Louise, fluisterde Emilie.
— Mijn arm zusje...
— Ik zie daar het portret van oom Henri... En daar weer... En daar weer... Marianne houdt van oom Henri...
— Ja... stil...
— Ze houdt van hem... ze heeft hem lief, Louise.
— Ja, ik weet het,... stil Emilie!
— Weet mama het...
— We spreken er niet over... Maar ik geloof van wel.
— Weet iedereen het?
— Neen, neen... niet iedereen!
— Spreekt Marianne er ooit over...?
— Neen... nooit...
— Is er niets aan te doen? Verleden spraken tante Adolfine en tante Cateau erover... Iedereen weet het!
— Neen, neen, niet iedereen?
— Jawel... iedereen... En iedereen weet ook, dat Eduard mij slaat... Louise!!
— Stil... ik hoor stemmen!
— Dat is... Henri!
— Ja, Henri's stem...
— En Eduard...
— Mijn God... Leentje! riep Louise. Ga naar meneer Henri en meneer Eduard, en zeg hun, dat papa niet wil, dat ze hard spreken...
— De smeerlap!!! zei de oude meid.
Zij ging. Zij ging de trappen af. Het gehele huis was verlicht, de deuren van de salons stonden open; een hoek van de dinertafel schitterde in bloemen, lachende stemmen klonken: een zacht voornaam werelds gemis, geklikklak van zilver, lichte kletteringetjes van kristal.
— De smeerlap... dacht de oude meid.
Zij was in de vestibule: uit de keuken klonken stemmen van bezige meiden, de kok, de knechts... De vestiaire, verlicht, stond open: de sortie's, de jassen hingen er. Aan de overzijde was de zitkamer van de twee studenten.