— Hij... is hier!! zei Emilie, Eduard... hij wacht beneden. Hij wil me mee hebben naar huis... Jullie moeten me allen helpen... Hij heeft me geslagen!
— Mijn zusje, mijn zusje! riep Marianne, nerveus, en zij wrong haar armen, haar handen; zij omhelsde Emilie. Zit hij beneden?! Ik zal het papa zeggen... Ik durf niet langer hier blijven... O, die vervelende mensen beneden... Het is al bij negenen... Over een uurtje gaan ze weg... Nu moet ik naar beneden...
En weg wilde zij zich weer haasten.
— Marianne, zei Henri.
— Wat is er...
— Straks... moet ik je even spreken.
— Goed... straks
Zij fladderde de trappen af.
— Wat wordt ze mooi! zei Henri.
— En ik! zei Emilie. Wat word ik lelijk...
Zij leunde tegen Louise. Zij hoorden een geruis op de trappen. Nu was het Bertha zelf.
— Mijn kind!
— Mama...
— Ik ben even kunnen weggaan... Een ogenblik. Mijn lief kind!
— Eduard is hier, mama... Hij is beneden... Hij wil me mee hebben... Hij wacht tot het diner is afgelopen... Hij schreeuwde zo...
— Ik heb het gehoord.
— We hebben hem gezegd stil te zijn... Ik ga niet mee, mama... Ik blijf bij u. Ik blijf bij u... Hij heeft me mishandeld!
— De ploert! riep Henri bleek.
— Die smeerlap! zei de oude meid.
Bertha, bleek, sloot de ogen, zuchtte diep.
— Mijn kind, mijn lief kind... wees verstandig, leg het bij.
— Hij mishandelt me, mama!!
Zij wierp zich snikkende in de armen van Bertha.
— Mijn lieveling...! schreide Bertha. Ik kàn niet langer wegblijven...
Zij maakte zich los; zij ging; haar japon ruiste weg... In de salon zaten haar gasten, zagen haar hier en daar vreemd aan, omdat zij zich verwijderd had. Ogenblikkelijk nam zij aan al haar hevigheid van wereldse gastvrouw.
Marianne, met een lachje, was gekomen in het kantoor van Van Naghel, waar de heren koffie dronken, rookten.
— Papa...
— Wat is er, kind?
— Eduard is beneden! fluisterde zij. Ik wil u alleen waarschuwen. Hij wil Emilie mee hebben. Hij heeft haar mishandeld.
— Zeg hem, dat ik met hem zal spreken... zodra onze gasten weg zijn.