— Wie? schreeuwde tante Rien, luid.
— Maar tante Tien dorst, om zuster Marie, die zo razend was uitgevallen, niet verder te fluisteren, en zij kneep tante Rien in de dorre hand, waarop deze haar een boze blik gaf... Daarop kakelden zij een ogenblik samen, nijdig tegen elkaar... De drie jonge Saetzema's, in een hoek van de serre, kaarten in de hand, zaten te proesten van het lachen om de twee oude twistende tantes...
Constance, rustig, zette zich naast mama. En zij voelde, nu Addy wel met Marietje — van Adolfine — sprak, maar niet naar de jongens in de serre ging, dat er geen harmonie tussen hen allen heerste, en dat zij alleen samen kwamen om mama, om grootmama. Arme mama... toch scheen zij het niet te merken, toch was zij blijde, dat de kinderen, de kleinkinderen kwamen, op haar Zondag, haar "familie-tafereel"...
Adolfine en Cateau, in een hoek, zaten met elkaar te praten en Constance ving haar beider woorden op.
— Dus Bertha... blijft niet in het... huis.
— Ja, dat kan je denken. Ze hebben niets dan schulden.
— Is het... hun zwàger.. . die zich bemoeit met de zaken en de boedel-... scheiding?
— Ja, de Commissaris in Overijssel.
— Dus rijk... zijn ze niet.
— Neen... ze hebben niets.
— Ja. Ik heb het Kàrel altijd gezegd: ze hebben altijd te groot... geleefd.
— Ze gooiden het geld weg.
— Dat zal nu de kinderen... ook wel... tégenvallen.
— Ja... en die Emilie, die scheiden wil. Maar spreek daar niet met mama over, die weet er niets van.
— Neen. Jà... dat is wèl ongelukkig. Dàn is jouw Floortje — Fine
— gelukkiger... met Dijkerhof.
— Tenminste, ze denken niet aan scheiden. Ik vind scheiden altijd een schandaal. We hebben al éen scheiding in onze familie... en dat vind ik éen te veel.
Constance werd bleek en zij voelde, dat Adolfine opzettelijk het hardop zei, al was het achter haar rug... Goede mama, zij merkte niets... Die éne Zondag, die verschrikkelijke avond... ze had er wel leed van gehad, maar het ware toch eigenlijk niet begrepen: het verschrikkelijkste voor haar was alleen geweest, dat de oude zusters zo luid en zo kwaad, als kwade, oude, nijdige mensen, die ze waren, gesproken hadden over haar arme Constance, maar wat er verder was voorgevallen... zij had het eigenlijk nooit geweten... En dit — nu Constance als langzamerhand zich van haar broers en zusters wat verder terugtrok — scheen haar plotseling vanavond toe in een mooi licht... Wat er ook voorviel: zij lieten allen zoveel mogelijk mama er buiten, in een algemeen kinderlijk gevoel