Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/384

Deze pagina is proefgelezen

geweifeld om haar zoon...! Haar zoon... Hij zou hen immers toch spoedig verlaten... zelf zijn leven zoeken! Haar zoon... om hèm nog enkele jaren te geven het ouderlijk huis, die ruïne van ellende en leugen, die hij — het kind — alléen samen hield... om hèm... en... om die leugen samen... zou zij moeten verloochenen de nieuwe waarheid... Het was als stond zij in een doolhof, maar zéker wist ze, dat zij niet in de doolhof geaarzeld zou hebben, als aan haar de beslissing geweest ware: dat zij geweten had de zuivere kant te gaan... Dat zij de scheiding verkozen zou hebben, trots Addy! Dat zij haar nieuwe leven... en die man... liever had dan haar kind!!

Zij had zich geleerd in de zuivere waarheid, en nu, nu zag zij de zuivere waarheid zo diep in, dat ze haar verschrikte... en dat zij huiverde als voor iets monsterachtigs... want boven haar kind, boven de troost van zo vele jaren, iets anders te stellen, hoger, scheen haar monsterachtig toe... Op dit ogenblik kwam Van der Welcke thuis; zij hoorde hem zijn wiel weg zetten, de trap opgaan... toen plotseling omkeren, als bedacht hij, dat hij niet langer zijn vrouw kon ontwijken. Hij kwam binnen, plotseling. Zij, bevende, was gaan zitten, omdat zij zich wankelen voelde...

— Addy heeft je gezegd...? vroeg hij.

— Ja... murmelde zij.

— En... je vindt het zo goed...

— Ja... ik vind het zo goed.

— Het blijft dus alles... aarzelde hij.

— Als het was, antwoordde zij bijna onhoorbaar, en ook haar stem aarzelde.

— Hij heeft je gezegd... waarom? vroeg hij verder.

— Ja...

— Ik zou hem niet kunnen missen... die tijd, die hij bij jou was, Constance. En jij toch ook niet... wel? Je zou hem niet kunnen missen... de tijd, die ons kind bij mij was...

— Neen... zei zij werktuigelijk en toen haar stem faalde, herhaalde zij sterker:

— Neen... ik zou hem niet kunnen missen.

Op dit ogenblik wist zij het niet, of zij waarheid sprak, of niet. Alleen was er iets... of de zuivere waarheid even verder van haar week ... als een glinsterende wolk...

Laat ons dus proberen elkaar verder te verdragen, zei hij. Maar toch wil ik je zeggen, Constance... dat ik je gedachte... je bedoeling... waardeer.

— Ja... zei zij vaag.

— Die gedachte... die je om mij gedacht hebt...

— Ja...

Maar het was haar nu onmogelijk verder de waarheid te laten glippen, en zij zei:

— Ik dacht ook om mij... Henri... maar... maar het was