Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/393

Deze pagina is proefgelezen

EERSTE DEEL


 

I


Toen Gerrit die morgen wakker werd, voelde hij zich nevelig moe in zijn hoofd, als torste hij een landschap in zijn hersenen, een gehele stapeling van nevelige bergen, die zwaar drukken zouden op zijn brein... Zijn ogen bleven toe en hoewel wordende wakker, scheen zijn nachtmerrie nog na te duisteren, nachtmerrie van een verplettering onder zware rotslawines, die hij vooral drukken voelde diep in zijn hoofd, zelfs al schemerde reeds, bewust, daglicht rood heen door zijn oogleden, gesloten. Hij lag groot, zwaar, wijdbeens in zijn bed, naast het al lege bed van Adeline; hij voèlde, dat het leeg was, dat er niemand was in de slaapkamer, waarvan de overgordijnen waren opengetrokken. terwijl de valgordijnen laag hingen. En, wakker, bleven zijn oogleden toe, en zag hij alleen het rood van de dag als door twee roze schulpen; het scheen of hij nooit die twee loodzware kleppen naar boven over zijn ogen zou kunnen heenslaan.

Door zijn groot zwaar lichaam, langzaam weg, vloeide de na-vermoeienis. Hij voelde fysiek zich ellendig en begreep niet goed waarom. Hij had de vorige dag, eenvoudig. gedineerd met officieren in de Kur-restauratie te Scheveningen, een afscheids-diner van een kameraad, die werd overgeplaatst naar Venlo, en het diner werd lang gerekt; veel champagne werd nagedronken; vrolijk waren zij verder gegaan — een paar, getrouwd, hadden goedmoedig gezegd van neen, waren toch meegelopen, om geen spelbrekers te zijn, en Gerrit, goedig, ook. Tot hij ten laatste had gemeend, dat het zó wel was en dat de kant, die de kameraden opgingen, niet meer was de zijne — hij, een redelijk, gematigd man, zonder overdrijving in iets, die veel hield van zijn kleine vrouw en al wroeging voelde haar misschien, zo laat, wakker te zullen maken, wanneer hij, uitgekleed, in de slaapkamer kwam. Wakker was zij wel geworden, maar hij had haar dadelijk met zijn goedige bromstem gesust, en zij was daarop weer ingeslapen. Hij had lang open-ogen gelegen, boos, dat hij niet kon slapen, dat hij zo verleerde een glas wijn mee te drinken;