Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/398

Deze pagina is proefgelezen

— Tingeling, tingeling, tingeling! rammelde kleine Piet na, met zijn kroes tikkende tegen zijn bord.

— Stil! zei Adeline, bleek; zij had uit het raam gezien, en Dorine herkend, nerveus lopende heen en weer voor de deur, in afwachting, dat zij geopend werd. Stil, dat is tante Dorine... Als er maar niets is, niets bij grootmama...

Maar Dorine was al open gedaan, en stortte binnen, in de eetkamer, zenuwachtig, een hoog rode kleur op haar gezicht, dat parelde onder haar strohoed. Zij was boos, zij was driftig en het was onmogelijk de eerste ogenblikken haar te verstaan.

— Verbeeld je... verbeeld je...

Zij kwam niet uit haar woorden; een inwendig ziedende toorn maakte haar onmachtig te spreken, en daarbij was zij buiten adem, omdat zij heel hard had gelopen. In pieken stak haar haar, dat, al vroeg, begon te grijzen, uit de matelot, die danste op haar hoofd; haar kleren hingen, nog meer dan gewoonlijk, als aangegooid om haar heen, en haar ogen knipten met een blik van ontevredenheid door tranen van ergernis heen.

— Verbeeld je... verbeeld je...

— Kom zusje, wees nu eens kalm, en vertel nu eens wat er is! maande Gerrit, goedig vaderlijk en jovialerig breed.

— Nu dan... verbeeld je... daar is me dat lamme mens vanmorgen vroeg bij mama gekomen... en heeft een scène gemaakt...

— Welk lamme mens?

— Maar zijn jullie dan doof? Dàt zeg ik je. . . dat begin ik je te zeggen: juffrouw Velders, dat mens, waar Ernst bij woont... en heeft me een scène gemaakt... en mama is helemaal overstuur... en mama heeft mij laten roepen... Waarom mij! Waarom mij altijd! Wat kan ik? Ben ik een man? Waarom niet Karel? Waarom niet jou?... Neen, mama heeft natuurlijk mij laten roepen... Ik naar mama... maar mama was er ziek van — dat lamme mens ook — ik toen met juffrouw Velders... naar Karel eerst... maar Karel... is van een onverschilligheid... een egoïst ... een egoïst is Karel... Juffrouw Velders naar huis... Toen ik naar Ernst... en toen ik hem gezien had, ik naar jou... Gerrit, jij bent een man... jij weet... jij weet... Ik ben een vrouw... ik weer niet wat er moet gedaan worden!

Nu huilde haar stem en zij barstte in tranen uit.

— Maar zusje, nu weet ik nog niet wat er gebeurd is? zei Gerrit kalm.

— Maar Ernst, zeg ik je... Ernst, zeg ik je.

— Wat Ernst...

— Hij is gek!

— Hij is gek?!

— Ja, hij is gèk... Hij is vannacht... op straat willen gaan... Hij is gek...